Pagina:Baumhauer1848WijLevenindeNatuur.djvu/40

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 36 —

nen, noch hunne aandacht op hem vestigen, eer zijne vruchten hare volle rijpheid bereikt hebben. Hun roepen wij toe: werpt het zaad in den grond, kweekt uwe plant op, en Gij zult in overvloed rijpe vruchten inoogsten, die U de gedane opofferingen honderdvoudig zullen vergoeden.

 

Wat klaagt Gij ondankbare, hoor ik mij toevoegen, zie de fraaije verzamelingen van planten uit alle werelddeelen zamengebragt, en met groote onkosten gekweekt; zie de kasten gevuld met opgezette dieren, aan wier verkrijging soms menschenlevens zijn ten offer gebragt; zie die laden met die heerlijke kristallen, met die schitterende diamanten en goudklompen, van heinde en ver te zamen gevloeid; zie eindelijk die sierlijke werktuigen voor natuur en sterrekundig onderwijs bestemd.

Het is waar, ik beken het, vele en groote opofferingen heeft men ten dien einde zich getroost, al zijn zij dan ook nog niet geheel