Pagina:Baumhauer1848WijLevenindeNatuur.djvu/59

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 55 —

luchtige school! wend ik mij het eerst, om U mijnen dank te betuigen voor de onderscheiding, die Gij mij door de benoeming tot hoogleeraar in de schei- en artsenijmengkunde aan deze school deed te beurt vallen. Gij koost mij tot eene der schoonste maar tevens moeijelijkste betrekkingen, om jongelingen voor te lichten op den weg die naar wijsheid voert, terwijl Gij uwe keuze op menig ouderen en geleerderen hadt kunnen vestigen. Doch Gij waart overtuigd dat jeugdige ijver, geestdrift en onvermoeide inspanning voor deze moeijelijke taak meer nog noodig zijn dan eene rijke schatkamer van geleerdheid. Gij verlangt niet van Uwe hoogleeraren dat zij hunne geleerdheid in de kweekelingen Uwer school als het ware zullen uitstorten, maar dat zij hen aansporen zullen tot eigen onderzoek en zelfstandig weten, en hunne gidsen zijn op den weg die naar waarheid leidt. Dat Uwe op mij gevestigde keuze door ieder worde gebillijkt is mijn vurigste wensch, tot wiens bereiking