Pagina:Baumhauer1848WijLevenindeNatuur.djvu/69

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 65 —

En zoude ik een einde aan mijne rede kunnen maken zonder tot U het woord gerigt te hebben, voortreffelijke jongelingen, burgers dezer Doorluchtige school! en tot U, ijverige kweekelingen van de school voor Genees-, Heel- en Verloskunde te dezer stede gevestigd! Zwaar is de taak, die ik op den dag van heden aanvaard, maar Gij kunt en Gij zult ze mij gemakkelijk en aangenaam maken. Gemeenschappelijk moeten wij werken, want één doel vereenigt ons allen: het streven naar kennis en waarheid. Van mijne zijde, weest hiervan verzekerd, zal niets onaangewend blijven wat dienen kan ter bereiking van dat doel. Weest Gij mij welwillend en toegenegen, neemt Gij de hand der vriendschap even bereidvaardig aan, als ik ze in opregtheid U toereik. Verlangt Gij raad of bijstand, komt onbeschroomd tot mij als tot een' waren vriend, die Uwe belangen met al zijn vermogen zal behartigen.

Ik ben hier geroepen om U in eene der verhevenste maar tevens moeijelijkste der na-