Naar inhoud springen

Pagina:Bijbel, 1888 Statenvertaling, Jongbloed Editie.pdf/1654

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

1651

Handelingen

15:36—16:13

met nog vele anderen, het Woord des Heeren.

36. En na enige dagen zeide Paulus tot Barnabas: Laat ons nu wederkeren, en bezoeken onze broeders in elke stad, in welke wij het Woord des Heeren verkondigd hebben, hoe zij het hebben.

37. En Barnabas ried, dat zij Johannes, die genaamd is Markus, zouden medenemen.

38. Maar Paulus achtte billijk, dat men dien niet zoude medenemen, die van Pamfylie af van hen was afgeweken, en met hen niet was gegaan tot het werk.

39. Er ontstond dan een verbittering, alzo dat zij van elkander gescheiden zijn, en dat Barnabas Markus medenam, en naar Cyprus afscheepte;

40. Maar Paulus verkoos Silas, en reisde heen, der genade Gods van de broederen bevolen zijnde.

41. En hij doorreisde Syrie en Cilicie, versterkende de Gemeenten.


Handelingen 16

1. En hij kwam te Derbe en Lystre. En ziet, aldaar was een zeker discipel, met name Timotheus, zoon van een gelovige Joodse vrouw, maar van een Grieksen vader;

2. Welken goeden getuigenis gegeven werd van de broederen te Lystre en Ikonium.

3. Deze wilde Paulus, dat met hem zou reizen; en hij nam en besneed hem, om der Joden wil, die in die plaatsen waren; want zij kenden allen zijn vader, dat hij een Griek was.

4. En alzo zij de steden doorreisden, gaven zij hun de verordeningen over, die van de apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem goed gevonden waren, om die te onderhouden.

5. De Gemeenten dan werden bevestigd in het geloof, en werden dagelijks overvloediger in getal.

6. En als zij Frygie, en het land van Galatie doorgereisd hadden, werden zij van den Heiligen Geest verhinderd het Woord in Azie te spreken.

7. En aan Mysie gekomen zijnde, poogden zij naar Bithynie te reizen; en de Geest liet het hun niet toe.

8. En zij, Mysie voorbij gereisd zijnde, kwamen af tot Troas.

9. En van Paulus werd in den nacht een gezicht gezien: er was een Macedonisch man staande, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonie, en help ons.

10. Als hij nu dit gezicht gezien had, zo zochten wij terstond naar Macedonie te reizen, besluitende daaruit, dat ons de Heere geroepen had, om denzelven het Evangelie te verkondigen.

11. Van Troas dan afgevaren zijnde, liepen wij recht naar Samothrace, en den volgende dag naar Neapolis.

12. En van daar naar Filippi, welke is de eerste stad van dit deel van Macedonie, een kolonie. En wij onthielden ons in die stad ettelijke dagen.

13. En op den dag des sabbats gingen wij buiten de stad aan de rivier, waar het gebed placht te geschieden;