Naar inhoud springen

Pagina:Bijbel, 1888 Statenvertaling, Jongbloed Editie.pdf/1717

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

10:24—11:12

1 Korinthiërs

1714

gen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet.

24. Niemand zoeke dat zijns zelfs is; maar een iegelijk zoeke dat des anderen is.

25. Eet al wat in het vleeshuis verkocht wordt, niets ondervragende, om des gewetens wil;

26. Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve.

27. En indien u iemand van de ongelovigen noodt, en gij daar gaan wilt, eet al wat ulieden voorgesteld wordt, niets ondervragende, om des gewetens wil.

28. Maar zo iemand tot ulieden zegt: Dat is afgodenoffer; eet het niet, om desgenen wil, die u dat te kennen gegeven heeft, en om des gewetens wil. Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve.

29. Doch ik zeg: om het geweten, niet van uzelven, maar des anderen; want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten?

30. En indien ik door genade der spijze deelachtig ben, waarom word ik gelasterd over hetgeen, waarvoor ik dankzeg?

31. Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods.

32. Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden, en den Grieken, en der Gemeente Gods.

33. Gelijkerwijs ik ook in alles allen behaag, niet zoekende mijn eigen voordeel, maar het voordeel van velen, opdat zij mochten behouden worden.

11 1. Weest mijn navolgers, gelijkerwijs ook ik van Christus.

2. En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb.

3. Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus.

4. Een iegelijk man, die bidt of profeteert, hebbende iets op het hoofd, die onteert zijn eigen hoofd;

5. Maar een iegelijke vrouw, die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde, alsof haar het haar afgesneden ware.

6. Want indien een vrouw niet gedekt is, dat zij ook geschoren worde; maar indien het lelijk is voor een vrouw geschoren te zijn, of het haar afgesneden te hebben, dat zij zich dekke.

7. Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij het beeld en de heerlijkheid Gods is; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans.

8. Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw is uit den man.

9. Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om den man.

10. Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil.

11. Nochtans is noch de man zonder de vrouw, noch de vrouw zonder den man, in den Heere.

12. Want