Naar inhoud springen

Pagina:Bijbel, 1888 Statenvertaling, Jongbloed Editie.pdf/1782

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

1779

1 Timothëus

4:7—5:12

zijn, opgevoed in de woorden des geloofs en der goede leer, welke gij achtervolgd hebt.

7 Maar verwerp de ongoddelijke en oudwijfse fabelen; en oefen uzelven tot godzaligheid.

8 Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut; maar de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte des tegenwoordigen en des toekomenden levens.

9 Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig.

10 Want hiertoe arbeiden wij ook, en worden versmaad, omdat wij gehoopt hebben op den levenden God. Die een Behouder is aller mensen, maar allermeest der gelovigen.

11 Beveel deze dingen, en leer ze. Niemand verachte uw jonkheid, maar zijt een voorbeeld der gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in den geest, in geloof, in reinheid.

13 Houd aan in het lezen, in het vermanen, in het leren, totdat ik kome.

14 Verzuim de gave niet, die in u is, die u gegeven is door de profetie, met oplegging der handen des ouderlingschaps.

15 Bedenk deze dingen, wees hierin bezig, opdat uw toenemen openbaar zij in alles.

16 Heb acht op uzelven en op de leer; volhard daarin; want dat doende, zult gij en uzelven behouden, en die u horen.

5 1 Bestraf een ouden man niet hardelijk, maar vermaan hem als een vader; de jonge als broeders;

2 De oude vrouwen als moeders; de jonge als zusters, in alle reinheid.

3 Eer de weduwen, die waarlijk weduwen zijn.

4 Maar zo enige weduwe kinderen heeft, of kindskinderen, dat die leren eerst aan hun eigen huis godzaligheid oefenen, en den voorouderen wedervergelding doen; want dat is goed en aangenaam voor God.

5 Die nu waarlijk weduwe is, en alleen gelaten, die hoopt op God, en blijft in smekingen en gebeden nacht en dag.

6 Maar die haar wellust volgt, die is levende gestorven.

7 En beveel dit, opdat zij onberispelijk zijn.

8 Doch zo iemand de zijnen, en voornamelijk zijn huisgenoten, niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongelovige.

9 Dat een weduwe gekozen worde niet minder dan van zestig jaren, welke eens mans vrouw geweest zij;

10 Getuigenis hebbende van goede werken: zo zij kinderen opgevoed heeft, zo zij gaarne heeft geherbergd, zo zij der heiligen voeten heeft gewassen, zo zij den verdrukten genoegzame hulp gedaan heeft, zo zij alle goed werk nagetracht heeft.

11 Maar neem de jonge weduwen niet aan; want als zij weelderig geworden zijn tegen Christus, zo willen zij huwelijken;

12 Hebbende haar oordeel, omdat zij haar eerste geloof