Naar inhoud springen

Pagina:Bijbel, 1888 Statenvertaling, Jongbloed Editie.pdf/487

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

19:12—20:2

1 Samuël

484

ziel dezen nacht niet behoedt, zo zult gij morgen gedood worden.

12 En Michal liet David door een venster neder, en hij ging heen, en vluchtte, en ontkwam.

13 En Michal nam een beeld, en zij leide het in het bed, en zij leide een geitenvel aan zijn hoofdpeluw, en dekte het met een kleed toe.

14 Saul nu zond boden, om David te halen. Zij dan zeide: Hij is ziek.

15 Toen zond Saul boden, om David te bezien, zeggende: Breng hem op het bed tot mij op, dat men hem dode.

16 Als de boden kwamen, zo ziet, er was een beeld in het bed, en er was een geitenvel aan zijn hoofdpeluw.

17 Toen zeide Saul tot Michal: Waarom hebt gij mij alzo bedrogen en hebt mijn vijand laten gaan, dat hij ontkomen is? Michal nu zeide tot Saul: Hij zeide tot mij: Laat mij gaan, waarom zou ik u doden?

18 Alzo vluchtte David en ontkwam, en hij kwam tot Samuël te Rama, en hij gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaan had; en hij en Samuël gingen heen, en zij bleven te Najoth.

19 En men boodschapte Saul, zeggende: Zie, David is te Najoth, bij Rama.

20 Toen zond Saul boden heen, om David te halen; die zagen een vergadering van profeten, profeterende, en Samuël staande, over hen gesteld; en de Geest Gods was over Sauls boden, en die profeteerden ook.

21 Toen men het Saul boodschapte, zo zond hij andere boden, en die profeteerden ook; toen voer Saul voort en zond de derde boden, en die profeteerden ook.

22 Daarna ging hij ook zelf naar Rama, en hij kwam tot den groten waterput, die te Sechu was, en hij vraagde en zeide: Waar is Samuël, en David? Toen werd hem gezegd: Zie, zij zijn te Najoth bij Rama.

23 Toen ging hij derwaarts naar Najoth bij Rama; en dezelfde Geest Gods was ook op hem, en hij, al voortgaande, profeteerde, totdat hij te Najoth in Rama kwam.

24 En hij toog zelf ook zijn klederen uit, en hij profeteerde zelf ook, voor het aangezicht van Samuël; en hij viel bloot neder dienzelfden gansen dag, en den gansen nacht. Daarom zegt men: Is Saul ook onder de profeten?


20 1 Toen vluchtte David van Najoth bij Rama, en hij kwam, en zeide voor het aangezicht van Jonathan: Wat heb ik gedaan, wat is mijn misdaad, en wat is mijn zonde voor het aangezicht uws vaders, dat hij mijn ziel zoekt?

2 Hij daarentegen zeide tot hem: Dat zij verre, gij zult niet sterven. Zie, mijn vader doet geen grote zaak, en geen kleine zaak, die hij voor mijn oor niet openbaart; waarom zou dan mijn vader deze zaak van mij verbergen? Dat is