Naar inhoud springen

Pagina:Bijdragen tot de geschiedenis der wetenschappen en letteren in Nederland.djvu/198

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

176 OVER DEN INVLOED DER

eenen ftaat van verrukking, die het naast aan de dichterlijke grensde. Uit zuivere bronnen vloeidén de zangen, die de aandoeningen: der ziel in maat .en.klanken uitboezemden. In de Ouden had men toonbeeldeti van voortreffelijk- heid: gevonden, een gadeloos genie had uit het bloeijend:Ztalié de fchoonfte vruchten me- degebragt, en de geest van dezen landaard omhelsde broederlijk’ dien: van Griekenland en Latium, om zich te paren met den inheem- fchen op: onzen' viijen grond. De Moedertaal prijkte in vollen Tuister. Hierin dichtte VONDEL zijne verhévene lierzangen , HOOFT zijne ftree- lende minnezangen', en fpreidde de laatfte zijne welfprekendheid, door de contvouwing van,’s Lands Historién, met majesteit ten toon. In de zuivere lucht: vay don: goeden fmaak ademden onze beste Schrijvers, terwijl de ne- vel der middeleeuwen over -de -beeniden van Duitschland nog niet gelieélwas-opgetrokken. Ook daar werderi de meesterftukken der Oud- heid -fedeet- meer: dan’ eene: eéuw" ‘ontvouwd; doch er beftond geene vatbaatheid , oth den indruk van het echte ‘fchoone ofhmiddellijk te ontvangen. De glans was te’ fterk en ver- blindde te veel, om zuivetlijk aanfchouwd. te worden; een meer gematigd licht moest tot een’