Naar inhoud springen

Pagina:Bijlsma, Rotterdams welvaren 1550-1650 (1918).pdf/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

fortificatie derselve steede ende tot bescherminge ende bewaernisse van de schepen ende goederen, die aldaar havenen ende negotieeren": de belasting zou dus in de eerste plaats ten nutte van de Rotterdamsche scheepvaart zelve worden aangewend.

De nood der tijden en de veranderde staatsrechtelijke verhoudingen zouden daartegenover voor den Rotterdamschen handel en koopvaardij ook medebrengen, dat men van bestaande belemmeringen ontslagen raakte. Gedurende de troubles kon de handhaving van het oude Dordtsche Maasrecht metterdaad niet geschieden, zoodat het voor vreemde schepen mogelijk werd, voortaan ongehinderd langs den Maasmond te Rotterdam binnen te vallen. Eveneens verloor het Dordtsche stapelrecht zijn beteekenis, doordat de stapelordonnantie voorloopig buiten werking werd gesteld. Dezen maatregel heeft Rotterdam te danken gehad aan de bemoeiingen van Meester Johan van Oldenbarnevelt, die op het einde van 1576 tot pensionaris der stad was benoemd. Oldenbarnevelt wist te bewerken, dat de Staten van Holland op 28 augustus 1579 besloten de gewoone jaarlijksche executoirverklaring van de stapelrecht-ordonnantie niet te verleenen, ten einde "alle swaricheden, onrust ende dissidentie binnen deze landen, sonderlinge tot dezen tijd te verhoeden". Gedurende enkele jaren bleef deze opschorting duren en eerst in het jaar 1588 trad Dordrecht weder in het bezit van haar stapelrecht.

Het voornaamste, wat Oldenbarnevelt voor Rotterdam tot stand bracht tijdens zijn tien-jarig pensionarisschap — hij kreeg in Februari 1586 zijn ontslag in termen, die van de grootste erkentelijkheid der stadsregeerders getuigden — is in later dagen door hem als landsadvocaat op schrift gesteld; dit relaas, overgenomen door den samensteller der "Waerachtige Historie van Johan van Oldenbarnevelt", vermeldt nagenoeg hetzelfde als het vroedschapsresolutieregister uitvoeriger uitwijst. Van Rotterdams stijgend aanzien bleek onder andere toen de stad in het jaar 1581, krachtens de Ordonnantie op de Vergadering en Besoignes van de Staten van Holland, rang kreeg als zevende stad, onmiddelijk volgend op de zes steden, vroeger als "groote" aangeduid. Eveneens kreeg Oldenbarnevelt gedaan, dat aan de stad Rotterdam,