Pagina:Bilderdijk, Navonkeling 2 (1854).djvu/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ik ze ten behoeve van die enkele wien de beteekenis niet vaardig genoeg te binnen mocht schieten, wel toe geven:

Lieflijk moet men kleuren spreiden
Als de schilder op 't paneel;
Woord en klanken saamschakeeren,
Dat het oor en boezem streel'.
En het hart zich niet verzette
By het galmen van de keel.

Wie mijne verzen echter naar de nieuwmodische uitspraak lezen wil, dien gun ik van harte dat zy in den gorgel blijven steken, tot men eens weder wijs genoeg worde, om zijne zachte en welluidende moedertaal te leeren verstaan, en behoorlijk uitbrengen.

B.

1825.