Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 1 (1854).djvu/16

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 18 —

Wien der zonde banvloek trof!
Doch wat raadselachtig wonder!
Wat verschrikbre nevelwolk!
Welk een klaterende donder
Barst daar uit de jammerkolk!
’k Zie de Zon met nacht betrokken!
’t Aardrijk op zijn grondvest schokken;
En de dolk des Doods ontbloot,
Om, met d’ Afgrond saamgezworen,
’t Leven-zelf door ’t hart te boren,
En te domplen in haar schoot. —
Ja ik zie heer schrikbre dampen
Wentlen om dees aardschen kloot:
Licht en leven, nacht en dood,
D’ijselijken strijd bekampen
Om eene eeuwigheid van rampen
Of eene eeuwigheid van vreê;
En (ô zegenrijk bevrijden!)
My den prijs zijn van dat strijden
Tusschen eeuwig heil en wee!


STEMMEN.


God van Almacht, hoor de beden,
Met den Zoon die voor ons lijdt:
Hoor, ô hoor ons hart U smeeken;
Zie het van ontroering breken
In dien ijselijken strijd!


EEN STEM.


Rechtvaardig God, hoor ons gebed!
ô Beschaam de Hellemachten;
Kroon Uw Zoon in dit versmachten;
    Verlos en red!


EEN TWEEDE.


Voorzienig God, hoor ons gebed,
Ja, beschaam de Hellemachten!
Ondersteun, verleen Hem krachten!
    Verlos en red!


EEN DERDE.


Genadig God, hoor ons gebed!
Zie Zijn bloed langs ’t kruis gedropen,
Om den zondaar vrij te koopen,
    Verlos en red,