Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/189

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zal in dagen van nood en gevaar zijne onderhoorigen noch gereed, noch bekwaam vinden tot eene uiterste krachtinspanning ten behoud zijner instellingen; — zoo liet het volk van Venetië zich verlokken door de listige stem, die het van vrijheid sprak, om met vreemden te heulen tegen het eigen Vaderland. Zoo opende het de armen voor Fransche democraten, die kostelijke vrijheidsleuzen in den mond hadden, maar ijzeren boeien in de hand. Van de eerste bedwelming bekomen, zagen de Venetianen de laatsten en wilden terugtreden, — te Iaat! — zij waren vastgesnoerd; tegenstreven werd hun als schuld aangerekend; openlijk geweld schaamde zich niet te voltooien, wat de list had aangevangen, de Fransche adelaar kwam en vatte den Leeuw met het Boek in den alles overweldigenden klauw, om later de verminkte prooi als eene kostbare buit over te leveren aan den Oostenrijkschen lammerengier, die haar omklemde tot verpletterens toe, — en zoo vaak zij zich trachtte los te worstelen, telkens harder en vinniger neep, totdat zij dáár nederlag, roerloos en onmachtig; toen was het gedaan, — de koninginne der Adriatische zee droeg den slavenketen; de staf des drijvers wijkt niet meer van hare lendenen, en het eenige middel ter verlossing, dat er voor haar schijnt te bestaan, is tevens de allerdiepste vernedering, die haar nog kan treffen: Slavinne zijnde, als slavinne verkocht te worden door haar meester! Venetië verkocht! — een verleden als het hare — en — verkocht! [1] O! daar moeten groote; nationale zonden te boeten zijn, waar het noodig is langs zulk eene diepte van vernedering tot oprichting te komen! Wat zou Hooft zeggen, als hij den Leeuw met het Boek dus in het stof zag vertreden? Mogelijk zou hij met een ernstig hoofdschudden herhalen, ook ter waarschuwing van zijne Nederlanders:

  1. Dit werd geschreven in het laatst van ‘t jaar 1860, toen er zooveel sprake was van zulken verkoop. De Oostenrijksche Sultan zelf schijnt te veel achting te hebben voor zijne vorstelijke slavin, om haar voor geld of goed veil te hebben, Hij zegt met Orosmane in de Zaïre:
    „Pour Venise, Seigneur! sans que ton coeur s’offense,
    „Elle n’est pas d’un prix qui soit en ta puissance!”