Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/242

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schoonen, grooten morgenstond, te oordeelen althans naar het geen volgde.

Het behoorde tot zijne verplichtingen, zijne opwachting te gaan maken bij den Senaat, opzettelijk bijeenvergaderd in vollen! getale te zijner ontvangst.

De Raad van Tienen met den Doge, de Raad van Veertigen [1], en alle patriciërs, die recht van zitting hadden in den Grooten Raad, bevonden er zich; bijgevolg kwam hij in tegenwoordigheid van zijne benijders, van zijne vijanden, van hen, die list hadden gebruikt om hem hinderlagen te leggen en geweld om hem te straffen, toen hij gestruikeld was. Zijne beschuldigers, die zijn goeden naam hadden bezwalkt, waren dáár, zoowel als zijne rechters, die geloof hadden geslagen aan hunne lasteringen.

Over zijne vijanden te zegepralen was niet het zwaarste voor hem; hij beoogde het meerdere: ze te bevredigen en te verzoenen. Terstond na de mis ging hij derwaarts. Al wat recht van toegang had in ’t paleis, was daar bijeen. Reeds terstond bij zijne intrede gewerd hem een blijk van liefde, wel geschikt zijnen hateren een bewijs te leveren van den invloed, dien hij had op alles wat hem omringde.

De soldaten, die in het paleis dienst deden, lieten niet toe, dat de grijze admiraal, wiens knieën ze zagen knikken, de groote trap zou opstijgen; zij droegen hem op hunne armen tot in de Raadzaal!

Pisani, volgende den eisch der étiquette, wierp zich aan de voeten van den Doge, die hem wenkte op te staan en die het noodig achtte in zijne toespraak vooral aan te dringen op vergevingsgezindheid; die hem vergetelheid van het verledene aanbeval, en vermaande de Republiek te dienen zonder om te zien; terwijl hij zijne vermaning eindigde met te herinneren, dat hij gevangen was gezet, omdat hij de Republiek schade had toegebracht door zijn verlies bij Pola, en dat men hem de vrijheid hergaf om die schade te herstellen. »En nu, Vittore

  1. De geduchte Raad van Drieën (I tre di sopra), die in lateren tijd de staatsinquisitie vertegenwoordigde, bestond nog niet; maar de geest, waaruit dit vreeselijk tribunaal oorsprong nam, heerschte reeds.