Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/48

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zonder antwoord te wachten, vloog zij heen; schielijk daarna, kwam zij terug, en riep zegepralende: »De hertog komt hier!"

»Hoe hebt gij er hem toe gebracht?"

»Ik zeide, dat gij plotseling ongesteld waart geworden, dat gij buiten kennis waart, dat ik vreesde…" maar zij kon niet uitspreken.

Voetstappen klonken in de antichambre — de hertog was daar, en met eene zekere haast, die uit de noodleugen van Brigitte verklaarbaar was, trad hij binnen, zonder zich te doen aanmelden; en Brigitte scheen gelijk te hebben; de hertog droeg geen spoor van het treurige gebrek van Edgar, De hertogin kon niet opstaan, dus was zij ontsteld; en bleek als eene doode, bleef zij afwachten, tot die man haar naderde.

De hertog de Thionville was een man in den vollen bloei des levens, en zijn voorkomen weêrsprak niet den ernstigen toon van zijn schrijven; het was zwaarmoedig, maar zacht; zijne trekken waren geregeld en fijn; maar zijne groote, zwarte oogen schitterden van ongemeene levendigheid, hoewel ze nu omneveld schenen door sombere gewaarwordingen; hij was rank en rijzig van gestalte, en het eenige, wat wellicht in zijn uiterlijk te berispen viel, was eene strakheid in de houding en een ongewone eenvoud in zijne kleeding, die hem veeleer het voorkomen gaf van een Duitsch student, dan van een Fransch edelman, die Lodewijk XV had vertegenwoordigd aan verschillende Hoven, en die bestemd was in den hofkring van Versailles te schitteren. Hij naderde Mevrouw de Thionville schielijk, als om haar hulp te verleenen; maar ziende, dat zij die niet noodig had, en dat zij zich langzaam uit hare onderstelde flauwte ophief, trok hij zich terug tot aan de tegenovergestelde zijde van het boudoir, waar hij door de schaduw van een lichtscherm als verborgen was.

»Men zeide mij, dat gij mij noodig hadt, Mevrouw!" sprak hij. »Geloof, dat ik zonder dat, niet hier zou wezen."

De hertogin rilde even op het hooren van die stem, en met snelle ingeving veranderde zij een weinig de hare, terwijl zij antwoordde:

»Ik heb u werkelijk noodig, Mijnheer! om mij de rust te hergeven, die gij hebt verstoord."