Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/108

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voorstelling van haar Koninklijk voedsterkind met vergrootende en versierende kleuren over te brengen, en de handdruk des Konings in het Palacio Real, reeds als een voorbeeldeloos zelfvergeten van dezen afgemaald, was in de voorzaal van het paleis Toledo reeds tot eene broederlijke omhelzing opgeklommen; daarbij wist men, dat de Infante Isabelle Clara Eugenia, de geliefde dochter des Konings, haar verlangen had betuigd, den Hertog spoedig te zien; en men hield hem voor beter dan ooit gevestigd, want wat zijne vijanden niet hadden kunnen volbrengen in zijn afwezen, met zoovele wapenen tegen hem in handen, zouden ze zekerlijk niet meer pogen in zijne tegenwoordigheid; nu de landvoogd Alba, Ferdinand de Toledo niet had doen vallen, was Ferdinand de Toledo niet meer weg te rukken van de benijde plaats. Bijgevolg was het raadzaam, zich zijn vriend te toonen of het bijtijds te worden, en hun lastige ijver ontnam den Hertog dat eerste oogenblik van rust en vrijheid, waar hij snakkend naar uitzag; en schoon hij zelfs zijne vrienden en getrouwen, die hij onder die menigte zag, liefst op een later uur had begroet; voor hen, wier oprechtheid hij wantrouwde, moest hij nog weer zijn gelaat in de plooi houden, die de omstandigheid vereischte; eindelijk toch had hij zich van hen weten te ontslaan, en was weggeijld in de vrije lucht. In Madrid, in zijn huis vooral, kon de muur, die beschutte tegen een onbescheiden oog, tegelijk de schuilhoek zijn, waar zich de verspieder verschool; onder de plooien van de satijnen behangsels zijns rustbeds kon een huurling van Filips de zuchten beluisteren, die hij slaken zou in den slaap; maar onder den helderen hemel, achter het doorschijnende loofdak der boomen, waagt zich een verrader niet. Het zonlicht is te helder voor spionnen; in de dompige lucht der paleizen alleen kan het verraad ademhalen, want wat anderen leven geeft, doodt het! Zoo was dan Alba alleen met de natuur en met zijn God; zeker was hij de eerste niet komen zoeken, schoon ze hier aan zijne voeten had gelegd wat vier werelddeelen konden aanbrengen, en Spanje's milde lucht kweeken! Wat zeiden hem die bloemperken, die hij vertrad; die boomen, waartegen hij leunde, zonder te zien; die gouden vruchten, die hij vergat te plukken; die heesters, die hij vernielde, als hun welige bloei hem den weg versperde? hij kwam niets van hen vragen dan hunne eenzaamheid, hunne rust, hun zwijgen, hun gemis aan zintuigen, die bespieden konden of over-