Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/121

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Uw woord terugneemt!” viel zij in met eene levendigheid, die zooveel had van blijde verrassing, dat Frederik's argwaan er door werd opgewekt; ook vervolgde hij op gansch anderen toon: »Integendeel, Madonna! alleen ik wil met zekerheid weten, wanneer gij oprecht waart. Op dien dag, toen gij onder hartstochtelijke tranen aan mijne voeten nederzonkt, en mij badt niet aan te dringen op het voltrekken van een huwelijk, waarvan gij, met weinig toegevendheid voor mij, zooveel afkeer hadt, of op dien anderen, toen gij de Koningin deelgenoote hebt gemaakt van uw verlangen naar mijne wederkomst.”

Donna Margarita had toegeluisterd, met het hoofd leunende op de rechterhand, terwijl hare groote zwarte oogen doordringend op den spreker rustten; nu antwoordde zij schielijk, terwijl zij zich een weinig ophief: »Telkenmale was ik oprecht, Senor! en in ernst, de laatste niet het minste.”

»En waaraan heb ik die gelukkige omwending te danken?” vroeg hij, terwijl hij haar een vonkelenden blik toewierp.

»Onderstel nu, dat het eene vrouwenluim ware, Don Federico?” antwoordde zij met nedergeslagen oogen.

»Het moge dus zijn, Mevrouw! maar ik moet u het volgende onder de aandacht brengen. Toen ik de eerste maal toegaf aan uw verzoek, was ik jong, vol vurige, ridderlijke galanterie, en bijna gelukkig eener dame een offer te brengen. Sinds dat uur sprak ik u niet weer. De étiquette van ons Hof scheidt verloofden veel strenger dan vreemden. En alleen door de Camarera-Major vernam ik eenige dagen daarna, dat gij eene maand in het klooster van Miranda gingt doorbrengen, om uwe moeders zuster, de Groot-Priorin Helena, te bezoeken. De wil van mijn vader en van den Koning riepen mij tegelijk naar Vlaanderen. Vijf jaren liggen daartusschen, nu wij elkander wederzien. Vijf jaren van een krijgsmansleven, dat voor tien gelden mag. Een leven, waarin een man beter leert op de kracht van zijn arm te vertrouwen, dan zijn wil te plooien naar vrouwengrillen. Nu ontheft gij mij van eene belofte, vroeger met tranen afgebeden. Ik weet, dat verbindt mij opnieuw; maar weet dan ook gij, Gravin! dat ik niet ééne eigenschap heb, om een zacht echtgenoot te zijn voor u, en dat ik van nu aan niet ééne luim meer zal inwilligen; neem daarom uw besluit, dat onveranderlijk zijn moet. Wilt gij mij nog tot gemaal?”

Hoe hard ook Don Frederik die woorden uitsprak, er was iets