Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/129

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mij zelven zou te wreken hebben. Maar het eerst vraag ik haar van de gerechtigheid des Konings. Filips is billijk; hij zal de rechtvaardigheid niet verzaken, zelfs niet ter wille van een bloedverwant; uwe onschuld, uwe edele geboorte, dit bedrog, hij zal u genadig zijn, en Don Juan zal zijne straf...”

»O God! o God! neen, lever hem niet in de handen van den Koning!” riep Margarita met schrik, terwijl zij opstond; »gij weet niet, wie Filips is; gij weet niet, wie hij zijn kan voor die van zijn bloed. Denk aan Don Carlos! O, edele Toledo! ik vraag geene hulp voor mij, geen medelijden, maar genade voor Don Juan! Verraad hem niet aan den Koning. Waar was ik, toen ik dat dwaze woord wraak op de lippen nam? Ik, die mijn bloed zou willen geven, om hem het leven licht te maken. En daarbij, weet ik dan zeker, dàt hij schuldig is?” vervolgde zij, terwijl weer een blosje zichtbaar werd op hare bleeke wang. »Is de brief dan zoo oud, waarin hij mij spreekt van zijn koninkrijk Tunis, van zijne schoone hoop op een troon? Een troon, die hij zich wint voor mijne kinderen, als ik mij zwijgend en gelaten schik naar de eischen van het oogenblik, als...”

»Een koninkrijk van Tunus, Madonna?” vroeg Frederik, in hooge verbazing; »hoe, die herschenschim komt in den Prins op? en hij is vermetel, hij is onhandig genoeg, die in geschreven woorden uit te drukken?”

»Ongelukkige! ik geef zijne ontwerpen prijs,” schreide Margarita. Toen vatte zij opnieuw de handen van den edelman: »O, beloof mij ― zweer mij: geen woord van dit alles aan den Koning, aan niemand; vergeet wat ik zeide! Wist ik, wat ik sprak?”

»Neen! in waarheid, Gravin! gij waart in verbijstering dit gansche onderhoud door; gij zijt het nog; gij zijt niet in staat, voor u zelve te denken, te oordeelen, te handelen. Ik had vroeger het recht moeten hebben, uw beschermer te zijn; nu aanvaard ik het als een plicht; ook ik heb eene schuldige hand geleend tot uw verderf; ik zal vergoeden, Margarita! gij zijt hulpeloos, verlaten, misleid; maar de overmaat van uw ongeluk heeft u een vriend gewonnen. Verlaat u veilig op mij; ik zal alles voor u zijn, wat een broeder wezen kan voor zijne zuster. En bid God en de Heiligen, om uwentwil, dat zij mij bijstaan in dàt, wat ik ondernemen ga.”