Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/131

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wenwelp, in gevangenschap geboren, Don Juan werden ze aangelegd in het vuur der jeugd, bij het ontluiken der eerste levenskracht, en bij het ontwaken van alle driften, nadat ongedwongenheid en vrijheid hem behoeften des levens waren geworden. Was het wonder dat hij hijgend snakte naar lucht, dat hij stampvoette en knersetandde tegen de ongewone breidels; dat hij ze soms afwierp met eene roekelooze vermetelheid, die de toeschouwers sidderen deed? Het was niet altijd een edel gebruik, dat hij maakte van de vrijheid, dus als bij verovering verkregen; om eene luim bot te vieren, zich in eene dwaasheid toe te geven, een hartstocht van het oogenblik in te willigen, stortte hij zich in gevaren, waarvoor een moedig krijgsman zou hebben teruggebeefd; en was hij ze als door wondermacht, of door overmaat van stoutmoedigheid, ontkomen, dan waren het meestal zijne volgelingen of zijne vorstelijke bloedverwanten, die er in nauwer beperking de straf van droegen: - het beste middel wellicht, waardoor de Koning hem opnieuw onder het juk ternederboog; want dan zegevierde de edelmoedigheid voor eene poos over de vrijheidszucht. Eene goedhartigheid als deze, bij eene beminnelijkheid, die zwakheden en fouten niet slechts vergeven deed, maar tot aantrekkelijke eigenaardigheden wist om te tooveren, nam de stugste gemoederen voor hem in, zonder dat hij het wist of wilde. Zoo vond hij bij zijne uitspattingen aan de ééne zijde hinderpalen, die hem prikkelden ter overkoming, en aan de andere eene zwakke toegeeflijkheid, die hem het breede pad der lusten opensloeg zoo vaak hij wilde, en die hem met vaardige hand over de smalle grens hielp, die loszinnigheid scheidt van zonde. Zonder bepaald zóó schuldig te zijn, was Don Frederik toch voor den jongen Prins een zwak vriend geweest, zonder dat deze meenen kon, hem er voor verplicht te zijn. De zoon van Alba, de zoon van den vertrouwdsten gunsteling des Konings Filips II, moest natuurlijk uitgesloten zijn van die vereeniging van jonge edellieden, die zich gegroept hadden rondom de drie Prinsen: Don Carlos, Don Juan van Oostenrijk en Alexander Farnese, die, naar den wil des Konings, gezamenlijk werden opgevoerd, in de hoop, dat de beminnelijke hoedanigheden, de schitterende eigenschappen van de laatsten, verzachtend en veredelend mochten werken op de vorming van zijn zoon. Maar, helaas! als voorbeelden waren ze dezen zóó onbe-