Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/294

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

als meewarigheid uitdrukte — Maria daarentegen stond op met wat ongeduld over den praatzieken Heer en zeide halfluid tegen hare nicht:

»Ik ben besloten die boodschap zelve te doen — gun mij alleen dat uw Bastiaan mij den weg wijze… "

»Die gang, lieve Maria! is onnoodig geworden, ik meende dat ik het u had gezegd; geef uwe boodschap aan Mijnheer…"

»Ik zal mij volgaarne belasten met iets wat Mejoffer van dienst kan zijn" hernam de bezoeker beleefd, en zag voor het eerst met eenige aandacht naar Maria, die aarzelend en blozend beurtelings het oog vestigde op Geertruyd en den vreemde.

»Maar, vrouw nichte! bedenk, wat wondre jokkernij — gij weet toch, dat ik mijn bericht niet kan doen dan aan…"

»Heer Adam Voogd! welnu, hij is het zelf die voor u staat… gij hebt dat dan niet begrepen?"

»Neen, ik heb dat niet gevat! hoe kon ik hopen, dat het geval mij dus treffelijk zou dienen," hernam Maria luide en ernstig.

»Sinds Mejoffer de goedheid heeft zooveel belang te hechten aan deze ontmoeting, ben ik verheugd te zijn gekomen…’ ving Heer Adam aan; — maar zij, zonder te luisteren sprak met zekere ontzetting:

»Dat we daar niet op dachten, Geertruyd! dat hij hier gekomen is brengt ons allen in ’t ongeluk!"

»Die onrust, joffer! heeft voorwaar geen grond" sprak Voogd zonderling verrast, »wat kwaads kan men daarin zien, dat ik Vrouwe Bacherach bezoek en u hier aantreffe… en nog daartoe, niemand kan het weten; niemand heeft het gezien!"

»Leider Mijnheer! niemand veellicht dan wie gij niet telt en wie toch de gevaarlijksten zijn; de spiën en verklikkers van de Schout, die hier rondwaren."

»Eilieve Mejoffer," antwoordde Voogd met waardigheid, »wat hebben vrouwen van uwe kwaliteit en een man van mijn naam en wandel met den Schout en zijne dienaren uit te staan? Dat men mij bespiede, ik keere mij daaraan niet…’ Doch ziende! dat de uitdrukking van smart en ontsteltenis toenam op Maria’s gelaat, en dat Vrouw Geertruyd met een bangen zucht op haar stoel was neergezonken, ging hij voort: »Maar sinds gij u door die vreeze dus laat verslaan, kan ik u haar ontnemen. Niemand, zelfs geen spie kan mij gezien hebben — ik nam de vrijheid