Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/324

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

heid maakt..., de gestalte van den lijdenden Christus uit te beelden...."

»Ook dit bidde ik af," hernam de kunstenaar, maar op een gansch anderen toon, er sprak leedgevoel uit, en hij hield de oogen neergeslagen, als schaamde hij zich deze herhaalde weigering.

»Hoe kan 't zijn! hoort dat ook tot de artikelen van uw nieuw geloof, om daarin gevaar te zien, dat men de gedaante van onzen Heer ter vereering uitbeeldt!"

Van Cuyck zuchtte. »Zekerlijk, eere en aanbidding komt Hem toe, die het zich geen roof behoefde te achten Gode gelijk te zijn, en zoo waar 't eenigszins in 's menschen macht is Hem te prijzen, te loven en eere toe te brengen, daar kan dat niet onderlaten worden zonder schuld en ondank; doch ik achte Hem daarmede noch gediend, noch geëerd, dat men zijne lijfelijke gedaante gemaald, gesneden of uitgehouwen aan den wand hangt; maar daarmede, dat men zijne beeltenis draagt in 't harte, uitdrukt in het leven, zijn exempel navolgende, zooveel men dat in zwakheid vermag."

»Het eene doende, volgt daaruit niet, dat men 't andere zou nalaten," hernam de Schout.

»Niet noodwendig; alleen er is vreeze, dat de zinnelijke en zondige mensch, met dat uiterlijk bewijs van vroomheid, zal meenen te kunnen volstaan."

»Ik houde veeleer, dat het tot prikkel moet strekken, om 't andere niet te verzuimen; aanzien doet gedenken!"

»Heer! waar Zijn exempel, Zijn evangelie, zijne wonderen, zijne leering, zijn dood, niet dat onweerstandelijk vermogen hebben, om den zondaar tot Hem te trekken, wat zal daar dan een gesneden of gepenseelde beeltenis, door onwaardige menschenhand onwaardiglijk voorgesteld...."

»Ik wacht betere dingen van u; waar ik mij tot u wendde, vroeg ik eene waardige voorstelling!"

»Ei! welke, door menschenkonst daargesteld, kan eenigszins Hem waardig zijn? Wat menschenhand is waardig, die taak op te vatten, welk mensche is zoo rijk aan gaven en bezieling om daarbij niet zoo gansch zijn onvermogen te voelen, dat zijne hand verstijft, zijne geestdrift versuft door geestdrifts overmaat, dat hem de moed ontzinkt en de arm als verlamd nedervalt! En wie zich