Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/364

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

nimmer op de proef zullen gesteld worden. Ge acht de opgenoemde gevaren licht — misschien treft het navolgende u sterker. Gij zijt in jonkheids vollen bloei en ’t leven lust u nog, de voorgestelde levensgeneuchten zult gij niet vinden daar waar gij ze nu zoeken gaat, niet omdat zij er niet zijn, maar omdat men er u buiten zal sluiten! Het eenige, wat gij er bijna zeker zult vinden, is onveiligheid, grove beleedigingen, mishandeling, levensgevaar."

Gasparo glimlachte; »waarom zou dat alles mij daar toekomen?…"

»Als Spanjaard, simpellijk als Spanjaard; de Spaansche naam is dus gehaat geworden in die provinciën, dat het mij zeer verwonderen zou, zoo het vrijgeleide en de bescherming, die de regeering denkelijk den onderhandelaars zal toeschikken, voldoende zullen zijn om hen ten allen tijd te beveiligen, Liever Turksch dan Spaansch is daar de leuze onder de volksdrommen, en het volk handelt de Spanjaarden, die het weerloos onder zijn bereik vindt, als de Turken en Heidenen zelfs het geen Christenslaven zouden doen."

»Beste oom, toen ik een kind was, heeft mijne Vlaamsche min mij met schrikkelijke vertelsels van de gruwelen der eerste Nederlandsche troebelen in slaap gewiegd; zonderling wist ze mij curieuze histories op te disschen van de Watergeuzen, die met onze Spaansche rooversgeschiedenissen te gelijken zijn; maar in ’t eind, oom, we zijn nu niet meer in de dagen der Watergeuzen en der beeldstormers, en ik acht niet, dat men een jong edelman van mijn leeftijd zal aanzien voor een, die, onder Alba of Requesens, de Hollandsche steden heeft helpen uitmoorden. En ze weten toch wel. dat alle Spaansche edellieden niet in den Raad van Beroerten hebben gezeten!"

Op het noemen van de Watergeuzen werd van Drenkwaart’s bleek gelaat als met eene vale doodskleur overtogen; zijne trekken verwrongen zich pijnlijk, alsof hij op eens werd aangetast door een aanval van zijne kwaal, Toen Gasparo eindigde, zag hij hem aan met een zonderlingen blik, waarin verwijt, argwaan en toorne al te zamen leesbaar waren; toch sprak hij met een glimlach:

»Het is wèl, neef! Met zulke disposities mag men u vrij naar Holland laten gaan; gij zult er denkelijk ervaringen doen, die alle mijne voorzorgen ijdel maken. Nu, neem uw oorlof, señor! ik voele mij ietwat moede en vreeze herhaling van pijn…"

Wat getroffen over dit haastig afscheid, dat hem gegeven werd,