Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/40

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Het is waar, zij kende zijne gehechtheid aan de nagedachtenis van Keizer Karel haar vader, zijn diepen eerbied voor diens bloed; — maar Filips II was diens wettige zoon en zijn Koning, hoe kon hij aarzelen tusschen zijn souverein en eene vorstin, die alleen maar door de inschikkelijkheid harer verwanten den rang voerde van een lid der Koninklijke familie! Het blijkt dus wel dat zij in dezen haar geslepen oordeel niet gebruikt heeft, en zich meer door vrouwelijke drift en hare antipathie heeft laten leiden, dan door haar slimmen geheimschrijver Machiavelli, die haar zeker omzichtiger handelwijze zou hebben aangeraden, en meer behoedzaamheid in het dragen van eene grieve, die door luid misbaar toch niet zou worden geheeld.

Alba van zijne zijde, al kon hij nu met gewisheid berekenen met welke gevoelens hij door de Gouvernante zou worden ingewacht, achtte het zijn eersten plicht om haar niets te onthouden van ’t geen hij haar schuldig was, en wat hij haar geven kon zonder zijn meester ongehoorzaam te worden. Als Kastiliaansche grande wilde hij de zuster van zijn Koning de hulde brengen die haar toekwam; als Gouvernante der Nederlanden was zij de eerste die recht had op zijn bezoek. Ook was hij niet zoo haast de Leuvensche poort binnengetrokken, of hij haastte zich naar haar paleis, zich geen tijd gunnend om af te stijgen, of een weinig van den vermoeienden tocht uit te rusten, alvorens hij aan; dezen eisch der wellevendheid had voldaan.

Had men hem zelf bij zijn intocht in de hoofdstad noch krijgseer bewezen, noch met eenige plechtige begroeting ontvangen, erger dan dat zou hem treffen bij zijne aankomst op het voor, plein van het paleis. De boogschutters van Margaretha ’s lijfwacht wilden de hellebaardiers, die de garde van den Hertog uitmaakten, niet toelaten hun meester te vergezellen. Er ontstond twist en verwarring, men drong tegen elkander in, en de schermutseling liep niet af zonder bloedstorting. Op den trotschen Grande, den vriend van orde en krijgstucht, moest dit begin een pijnlijken indruk maken. Maar in dezen oogenblik gedoogde zijne waardigheid niet, dat hij er zich door liet ophouden, al zou hij het later straffen.

Zeer zeker was Margaretha niet rechtstreeks te beschuldigen van deze slechte ontvangst, maar zijdelings had zij er toch deel aan. Zij had hare gekrenktheid over de komst van den Hertog