Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/427

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te kunnen doen tot lichte schade, waar ik later wellicht met geheel verlies wordt bedreigd; dan, er is eene maar.”

»Ik rade uwe zorge, Heer! daarin is voorzien… Gij oordeelt dat gij Praag moet verlaten, zoo gij huis en goed hebt overgedaan; zoo moet het ook zijn, en dat juist is voor uwe rust; de Graaf biedt nog boven alles vrijgeleide in ’t leger van den Paltzgraaf, dien zij Koning noemen, en de beste ontvangst bij dezen zoo gij tot hem komt.”

»Dit giste ik en daar wachtte ik ze. Maar gij ziet dus, Gijsbert, dat ik die niet kan aannemen.”

»Mijn grootste heil en wensch is dat gij ’t doen zult; ik had dan ge ene zorg meer voor uw goed en huis, leven en fortuin.”

En voor mijne eere, Gijsbert, voor mijne consciëntie, voor mijn goeden roep van de deugd der trouwen der dankbaarheid: of hadt en hebt gij dáár dan gansch geene zorge voor, Gijsbert?” vroeg Drebbel, met straffen ernst op hem ziende.

Gijsbert werd verlegen en verward onder dien blik; er welden tranen op in zijn helder oog, maar hij zweeg.

»’t Is immers zoo goed als overloopen, als een verraad tegen den Keizer, mijn Heer en hoogen weldoener, dat men hiermede van mij vordert. Kan ik eerlijk man blijven en dezen dus verlaten, gesteld mijn gemoed was koud en eigenbatig genoeg het te kunnen!”

»Maar, Heer! ach, mijn waarde Meester! het geldt hier niet enkel uw goed… het geldt zekerlijk uwe vrijheid, uw leven,” stamelde Gijsbert met weifelende stem.

»Moet ik dat dan liever hebben dan plicht, dan trouw aan mijn weldoener?… wijs het oordeel hier zelf, Gijsbert, zoudt gij het uwe kiezen ten koste van zulk en prijs, ten koste van ontrouw jegens mij?”

Gijsbert zweeg altijd, maar de tranen vielen nu onweerhouden neder…

»Kunt gij mij die keuze ernstelijk raden, Gijsbert! na de lessen die ik u doorgaand gegeven heb van noodwendige oefening der plichten!… na alles wat gij nu hebt begrepen van de waardij van Christendeugd? Antwoord,” herhaalde Drebbel streng, want zelfs de aarzeling op dit punt was hem tegen.

»Ik weet alleen dit, dat mijns Heeren en weldoeners leven mij lief is en liever dan alles,” riep de jonge man hartstochtelijk en