Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/450

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De burgemeester had intusschen een klein zakboekje uitgehaald en het inziende, antwoordde hij:

»Nog twee anderen. Dr. Peter Yvon, en Dr, du Lignon; maar een van hen, namelijk de eerste, schijnt krank te zijn, althans in zulken toestand hier aangekomen, dat hij zich niet met de anderen in persoon bij de regeering is komen aanmelden, om van zijne komst en voornemens kennis te geven."

»Vrouwe Dr. Yvon! De Heere sterke hem naar de ziele, moge ook het lichaam zwak zijn!' hernam Anna. »Maar zeg mij, bidde ik u, mijnheer, hoe zijn ze door den magistraat ontvangen? Is hun 't oponthoud hier ter stede vergund? Zullen zij goed onthaal vinden en vrijheid tot hunne godsdienstoefeningen?"

»Voorzeker, ze zullen. Het is gansch niet in den geest der tegenwoordige hooge regeering [1], noch van die der Amsterdamsche in 't particulier, de luiden, om der consciëntie wille, te bezwaren of moeite aan te doen, en de tijden loopen er niet naar, bij 't verval van zooveel nering en koophandel, dat men vrome en rustige menschen de inwoning zijner stad zou weigeren, om particuliere opiniën in zaken van ondergeschikt belang."

»Ondergeschikt belang!" herhaalde Anna, op smartelijken, veel beduidenden toon; »och, ja," vervolgde zij met een zucht, »dus wordt te dezer dagen geconsidereerd datgene, wat men voormaals het hoogste achtte, waarvoor men lijf, goed en eere veil had! Toch neme ik dankelijk aan van Uwe Edelachtbare de verzekering en gunstige toezegging, dat mijne vrienden in dezen last noch leed zullen lijden, en dat zelfs hunne religieoefeningen; zonder al te nauwe inperking zullen worden toegestaan, en zoo heb ik hope, dat hun, in deze ballingschap hier tot Amsterdam,, eene wijle eene zoete rustplaats zal bereid zijn."

»Zoo 't aan mij ligt, en aan de meesten mijner ambtgenooten in de regeering, die met mij eenstemmig denken, zal 't hun daaraan niet gebreken!"

»Zou 't Uwe Edelheid gelieven, mij te zeggen, waar deze mijne vrienden, of sommigen uit hen, zich ophouden in deze stad?"

»Volgaarne. Sommigen hunner, en daaronder Dr. Yvon, hebben gastvrijheid gevonden in het huis van den heer Izaäk Bernards, voormaals ouderling der Waalsche kerk alhier…"

  1. Die van de Witt.