Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/46

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

opmerking dat hij verzuimde gebruik te maken van zijn voorrecht als Grande van Spanje, om Vorstelijke personen met gedekte hoofde te begroeten. Dies ondanks bleef Alba blootshoofds voor haar staan, den hoed, die alleen een korte liggende veer tot sieraad had, in de hand houdende, en begon te zeggen dat, waar hij stond op dit voorrecht in tegenwoordigheid van Koningen en Keizers, hij het met vreugde verzaakte tegenover eene Prinsesse van hare kwaliteit.

Maar zij liet hem niet uitspreken. »Ik zeg u, wees gedekt, Hertog!” viel zij weer in, en liet de woorden met ijzigen trots van de lippen vallen; »ik weet immers dat zoo mijn Broeder een onderdaan tot mij zendt, hij geen mindere zou kiezen dan een van zij voornaamste Granden,”

»Die met al wat het zijne is, zich komt stellen tot den dien van Uwe Hoogheid, en hier is om hare bevelen te vragen,” hernam Alba op een toon van ootmoed, waaruit fiere zelfbewustheid sprak.

»Mijne bevelen!” herhaalde zij luid en met bitterheid. »Zoo Uwe Excellentie goed gevonden had daarop te achten, zouden wij van het voorrecht verstoken zijn U hier te ontvangen!”

»De bevelen van Uwe Hoogheid te gehoorzamen, zal altijd mijn lust wezen, Mevrouwe, tenzij ze strijden mochten met mijn plicht jegens den Koning.”

»Strijdt het naar uw gevoelen met dien plicht mij te zeggen wat Gij hier eigenlijk doen komt?” vroeg zij op scherpen toon, terwijl hare lippen trilden van ingehouden drift.

»Maar… Uwe Hoogheid!” hernam hij, een oogenblik getroffen door eene vraag, die zoo naïef klonk en toch zoozeer van booze bedoeling getuigde; »ik vlei mij, dat Uwe Hoogheid niet onkundig zal zijn van het doel mijner komst…”

»Voorzeker neen! Mijnheer, wij vergissen ons daarin geenszins, wij weten heel goed wat gij U in dezen hebt voorgesteld; maar wij zijn verplicht U te waaarschuwen, dat Gij U zonderling zult bedriegen; en dat het voor U gemakkelijker is geweest hier te komen dan hier te blijven…”

»Wat het laatste betreft, Mevrouwe! veroorloof mij Uwe Doorluchtigheid te verzekeren, dat ik daartoe even afdoende maatregelen hoop te nemen als die ik genomen heb voor mijn tocht herwaarts heen; en schoon het mij grieft Uwe Hoogheid te moeten