Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/338

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de Kerk en onder hare dienaren, deed hem vreezen, dat hij zich geen meester zou blijven, als hij aanving, er zich over uit te spreken, en ook heilig vuur kon brand stichten, en ook de gloed van vromen ijver kon ontbranden tot eene vlamme van schuldigen toom. Dit moest niet zijn, en vooral niet tegenover personen als vrouwe Cornelisz, en haar gade; en dit maakte den jongen Evangelie-dienaar huiverig, om zich uit te spreken; maar toch, hij overwon zijne aarzeling, want hij voelde. dat hij het moest, en hij sprak:

»Wat de reize des welwaarden heeren Modetus belangt, vrouw Cornelisz.! dit is eene zaak, die ondernomen wordt ter wille van zulke belangen, als men met die der Kerke in verband acht, en is geenszins strekkende tot eenig particulier belang van dezen dienaar; en hoewel ik voor mij zelf de winste in dezen geen groot voordeel zou achten voor Gods zaak, zoo is het toch billijk de uitkomst af te wachten, eer men oordeelt, veelmin veroordeelt. Sommigen van onze vroomste Utrechtsche Kerkdienaren hebben vrijheid gevonden van hunne samenstemming in deze getuigenis te geven, en hoewel ik voor mij tot die samenstemming niet heb konnen komen, zoo is ’t toch, dat naar zijn en veler gevoelen die herder niet om eene ijdele inbeelding of eigenbatig bejag zijne kudde heeft verlaten. Ik bidde u dus zeer, laat die reize voor wat zij is… en neem geene ergemis ter dezer oorzake; het is er eene, waar eene Christelijke vrouwe zich veilig buiten kan houden; maar ietwat anders is het, waar ge zegt leed te hebben en gebrek aan stichting in de kerke, onder ’t gehoor van sommige dienaren. Daarin, vrouw Comelisz.! mag ik u geen ongelijk geven, want daar is. heden ten dage onder ons eene wijze van prediken in zwang, die even verre af is van den geest des Evangelies als van de bedoeling, daarmede de predikinge des Woords voor de gemeente is ingesteld, namelijk tot vertroosting, vermaning en op-