Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/341

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waarin burgeren eendrachtiglijk het welzijn des Lands bevorde¬ren mogen; maar al kon ’t wezen, dat dit vreemde ijveren ten leste bracht tot hetgeen men wenscht, nog acht ik het ongeoorloofd: In zulke samenkomsten der Christenen, die aan God en den Heere Christo ééniglijk behooren gewijd te zijn, behoort men geen ander vaderland te kennen dan ’t Hemelsche, noch geene belangen te bedenken dan die van Christi Koninkrijk en om dat te vorderen in de harten der Christenen…"

»Maar ik meen toch, als de heeren Staten een dank-, vast¬en bededag uitschrijven…"

»Dat is wat anders; in ’t particuliere geval, dat de wettige overheid, ten behoeve van ’t gemeene vaderland, publieke gebeden en aanroepingen Gods ordineert in eenigen openbaren nood, gelijk men doorgaand al, wat tot onze aardsche nood en en behoeften behoort, aan den Heere mag opdragen in den gebede. Maar, vergeef me! dit verscheelt ondenkelijk veel van ’t rumoersche en factieuse prediken, daarover uwe echtgenoote zich ontsticht toonde. Ik uite mij juist daarover dus rondborstig tegen u, Jan Cornelisz.! omdat ik weet, dat ge van die burgeren zijt, die hier ter goeder trouwe dwalen, en die van ’t ijveren voor Zijne Excellentie den Graaf van Leycester en de Souvereine macht der Koningin van Engeland eene religiezaak maken, en die, daarin nog gesterkt door zulke predikatiën, vergeten zouden, dat het waarachtige Koninkrijk Christi niet is van deze aarde, en niet aan zulke uiterlijkheden hangt. Men heeft voor¬waar al genoeg aardschen zin in ’t harte, dat het niet noodig is, dien nog daarteboven te voeden, op zulke plaatse, daar de mensch onderwijzinge moest ontvangen, om zich voor den Hemel voor te bereiden en opgeleid te worden tot zulke burgerschap, als waarbij geene vrage is van Engelschgezindheid noch van Staatsche partijschap. Een misverstand, dus gevaarlijk, en dat zóó schadelijk kan worden voor de ziele, dat