Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/42

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dienen kunnen voor hetgeen gij beoogt. De woning van één gezeten burger heb ik u al vast geopend, en gij kunt dien dorpel zoo rustig over treden, als waren het trappen van zeker paleis te Edimburg."

»Zwijg!" riep de vreemde; maar, schoon zijne stem zacht bleef, klonk die toch scherp en hartstochtelijk, »geene herinneringen, geene toespelingen, ik duld die niet! Ik wil niet, dat…"

»Ik meende, dat master Fabian te allen tijde bereid was, alles te dulden en alles te willen wat den dienst zijner Vorstin en zijne eigene wenschen vorderlijk zoude zijn," viel meester Christoffel in, als om den indruk van zijne woorden nog te versterken.

»Mits men hem niet de bitterheid aandoe, hem door terugroepen van het verledene te kwellen…"

»’t Is ter contrarie de vraag, het verledene te verbergen en te vergeten, als ware het in ’t niet teruggekeerd; het is te doen met eene lichte moeite, vraagt maar eene kleine zorge, en belooft groote voordeelen…"

»Laat ik weten, wat het is?" vroeg de Engelschman ongeduldig, terwijl hij de kleine lamp, die hij tot hiertoe in verstrooiing had vastgehouden, den barbier in de hand gaf, die deze op de tafel zette onder het voortspreken:

»Och, lieve heer! het is niet anders dan dit: eene kleine Utrechtsche burgerdeerne zóó veel Engelsch in het hoofd te brengen en zóó veel op de tong, dat zij met uwe landslieden lustig converseeren kan, zonder overgroote fouten te maken."

»Ik begrijp niet," hernam master Fabian kortaf, en haalde even de schouders op.

»Les geven in de Engelsche tale aan een jonk meiske. Ik weet geene woorden, die het klaarder uitdrukken, Sir!"

»Gij hebt toch niet in ernst gemeend, dat ik zulks doen zou?"