Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/57

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kloosters geplunderd; onze domheers- en stiftshuizen ledig, als lijken daar de ziele uil weggevaren is, of bewoond door de luiden zelf die de eigenaars hebben verdreven. En toch, wat was dat een konstelijk en kostelijk samenstel, dat van onze Utrechtschen, uitgedacht door mannen zoo wijs als vroom, en gegrond op de diensten der burgers, en door zóó veel goud en zóó veel bloed gekocht en behouden! Ons poorterrecht, dat met adeldom gelijk stond, hoe deerlijk is er de reuke van af, sinds een Reingoud hier den meester heeft gespeeld, en ons gedwongen en gedrukt, als waren we nog onder Spaansche tyrannie? sinds de hulpbenden van den Engelschen Lord-Luitenant ons hunne musketten toonen, als wij onze bezworen perkamenten ophalen, en Mylord North zijn degen in de schale legt bij iedere zaak, waar ons recht tegen Leycesters willekeurige aanhankelingen gewogen wordt?" De barbier zuchtte diep en liet mismoedig het hoofd op de handpalm rusten.

Fabian haalde even de schouders op en maakte tegen Cosimo een gebaar, als om hem te waarschuwen, die bui te laten afdrijven; maar Cosimo zag op hem, met meer ernst en met meer medegevoel, dan Fabian wachten kon.

»En dan ten leste, en wat alles besluit, maar ook alles dubbel verergert, die zonderlinge religievervolging, daar we hier mee gepijnigd worden."

»Religie-vervolging, hier in Holland? onder den Graaf van Leycester?" vroeg Cosimo met bevreemding.

»Ei ja, meester Christoffel is Roomsch! Wij zijn hier alle drie zoo tamelijk religie-verwanten, in zoover gij ook zoo iets hebt als een geloove."

»Ja, in trouwe! zoo iets heb ik ook," hernam Cosimo strak.

»Nu dan, zoo kunt gij ’t raden, hoe het mij zwaar is gevallen, wat hier is omgegaan. Ik ben nu Roomsch, ja, maar ik ben het niet altijd geweest. Mijne overouderen woonden hier al ten tijde van Bisschop David van Bourgondië altijd zijn zij trouwe dienaren ge-