Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/140

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kon niet anders), toch zou de volgende dag daar nieuwen arbeid en nieuwe bezwaren toevoegen, wellicht ze verdubbelen. Voorwaar, de heerschzucht evenals alle andere hartstochten, laat geen rust wien zij beheerscht; zij dwingt tot onverpoosde waakzaamheid; zij dwingt het meest mogelijke zelf te onderzoeken, zelf te zien, zelf te volvoeren, opdat anderen ons het werk niet bederven of naar hunne inzichten afdoen; zij dwingt nog daarbij tot een scherp toezicht op de werktuigen, die men ondanks zich zelven gebruiken moet. En dit bedenkende, zal niemand den Advocaat van overdrijving beschuldigen, bij hetgeen wij hem nu hooren zeggen, sprekende van het Leycestersche tijdperk:

»Als ik zeide, Mylord! heb daar niet te goeden dunk af. Mijne veiligheid en de onschendbaarheid van mijn persoon is al zoo weinig verzekerd, als die van een zwervenden vreemdeling, vanwege den grooten haat, dien men mij toedraagt, daar ik, als Advocaat van Holland en de mond der Staten meest het scherp moet afbijten… in ’t belang der goede cause; zulks ik mij geduriglijk bevinde in ondenkelijke bezwarenissen, moeiten en perikelen, door de menigte der kwalijkgezinden, dier getal legio is…, en die maar daarop peinzen, mij te discrediteeren en ondienst te doen bij de Koningin, bij den Graaf en bij luiden hier te lande in hoogen staat gezeten, en om mijn naam veracht en hatelijk te maken bij ’t gemeene volk, onder hetwelk worden voortgebracht honderd leugenen, valschheden en calumniën, bij paskwillen, seditieuse libellen en anderszins, dergelijke uitwerken, dat ik met waarheid mag zeggen, dat een openlijk vervolgd man nauwelijks in minder zekerheid verkeert voor lijf en vrijheid, dan een publiek persoon van mijne conditie, wezende een gezeleerd voorstander van ’s lands vrijheden en privilegiën, en een getrouw dienaar der Staten en van Zijne Excellentie…; doch dit daargelaten," hervatte hij, van toon veranderende, bij het opmerken van een ironieken blik en glimlach op Fabian’s gelaat. »Gij hebt mij verlus-