Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/16

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ziel, zonder dat ze vragen naar den prijs, dien het kost. En het vermogen van te denken ontwikkelt en vermeerdert zich meest tot den prijs van grootere vatbaarheid tot lijden. Zoo is het dan ook waar, dat de arme Ada leed, veel leed, meer dan Wijndrik kon vermoeden, voor wien zij nog altijd een blijmoedig glimlachje op het gelaat wist te tooveren, of een gul en geestig woordje van welkomst en tafelkout op de tong had, al was haar hart aan beide vreemd. Hij zelf was daarbij verstrooid door ernstige staatsbezigheden, die zich al meer en meer verwikkelden, of afgeleid door het geluk zijner liefde; en hij zag dus niet altijd scherp. Zoo had hij haar eens verlaten op een dag, dat hij het middagmaal moest houden bij den heer de Bie, die Reingoud vervangen had bij de Kamer der financiën, en hij had niet gezien, dat het vooruitzicht van haar ongezelligen maaltijd, van een ganschen dag eenzaamheid, haar als lood op het harte woog, en dat de moeite, die zij deed, om het hem te verbergen, zich welhaast wreken zou door een dieper wegzinken in hare melancholie.

Hoe ze daar dan ook nederzat, de arme Ada Rueel, toen de helft van dien dag doorgeleefd en de schemering gezonken was, en zij gedwongen werd te rusten van alle bezigheid, van alle verstrooiing, waarmede zij getracht had dien te korten, en toen willens zich toegaf aan de weemoedig-zoete zelfmarteling van het nadenken, over het zoet verleden en het koud en verlaten tegenwoordig, dat niet eens hoop gaf voor de toekomst, en wat het had kunnen zijn, zoo de éénige, dien zij kon liefhebben, haar hart verstaan had en gewaardeerd… De arme Ada Rueel, voormaals zoo geestig en levenslustig eene jonkvrouw, als weinig anderen, hoe zij dáár nederzat, alsof met den levenslust geesten leven zelve haar waren ontvaren, alsof zij het zelve niet meer wist, dat zij nog jong was en nog bevallig, en dat zij nog een ruim verschiet vóór zich had, om eene verloren hoop vergoed te vinden.