Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/222

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de goede verstandhouding van Uwe Excellentie met mevrouwe de Prinses douairière, die eene Coligny is, aanleiding geven tot het vermoeden, dat Uwe Genade zich meer tot Frankrijk maggetrokken voelen, dan tot Engeland…"

»Maar ik meene doch dit: Niemand zal mij ten kwade duiden, dat ik in goede verstandhouding leef met mijne verwanten."

»Dat zij verre, heer! maar dat kwalijk gestemden en bevooroordeelden daarop hun achterdenken gronden, is toch niet vreemd…, evenmin, dat zij, met zulk vermoeden bezwaard, hunne maatregelen nemen."

»Toch zal men zich door de uitkomst dier maatregelen slecht beloond vinden," hervatte Barneveld.

»Genoeg reeds, zoo die uitkomst ze ten minste rechtvaardigt," hervatte de Kanselier bedenkelijk.

»Zij kan dat niet! Ik zwere, dat zij het niet kan!" riep Maurits, in de grootste heftigheid.

»Prins!… Prins!" sprak Leoninus zacht, bijna fluisterend. »Ik kan hierop geen ja zeggen; want… de inhoud dier brieven is mij bekend."

»U bekend,…? u…?" riepen Maurits en Barneveld beiden; in de grootste verwondering.

»Zooals ik zeide, U we Excellentie;" hernam Leoninus rustig alleen zich aan Maurits richtende. »Uit Engeland is mij de inhoud dier brieven medegedeeld."

»Voorwaar, gij houdt goede correspondentie met de Heere van herwaarts over…," sprak Maurits, niet zonder eenigen spijt. »Ik zelf heb eerst dezen ochtend kennis gekregen van dit ongeval…"

»Ik kreeg ook eerst sinds een paar uren bericht… en waarschijnlijk met dezelfde scheepsgelegenheid!"

Barneveld verbeet zijn spijt, dat hij alleen niets wist; maar hij naderde den Kanselier, en vroeg hem: