Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/381

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

niet had gewacht, nam de hand van den Gouverneur, drukte die aan de lippen, ten bewijze van onderwerping, en verwijderde zich zonder aarzeling. Aart Amelisz, eer hij volgde, wierp onwillekeurig een onrustigen blik op de pistolen. De la Rivière zeide glimlachend:

»Wees zoo goed die wapens mede te nemen, meester Amelisz, »ik geloof niet dat ze te pas zullen komen bij de ophelderingen, die ik mijnheer uw vader heb te geven!"

Waarover die ophelderingen liepen, is voor ons gemakkelijk te raden. De Gouverneur hechtte er aan den Gecommitteerde van den Graaf van Culemborg, den man die aan zijne getrouwheid had getwijfeld, te bewijzen dat hij niet lichtvaardig, maar alleen in een uiterste geval de jongelieden tot elkander had gebracht, na uit alle macht en met alle behoedzaamheid elke toenadering te hebben geweerd; en nadat het mogelijke beproefd was om een hartstocht te bestrijden, die in diepte toenam, ondanks den meest omzichtigen tegenstand, en die het leven en de rede van den jeugdigen lijder in gevaar had gebracht.

»Het is daarbij,"ging hij voort, »in eene opvoeding niet de vraag alle hartstochten te dooden en uit te roeien, het is de vraag die te regelen en te leeren beheerschen, en tot de instrumenten te maken van het goede en groote. Dat heb ik ondernomen met die van Floris. Ik heb ondernomen die om te scheppen in eene zachte, reine genegenheid, die de liefelijke koorde kon zijn om hem tot minnelijke deugd te trekken en van velerlei kwaads af te leiden. Ik weet wel, van de honderd pedagogen zouden geen drie dezen weg gaan, en bij honderde kweekelingen zou men ook verkeerd doen, dien in te slaan: maar in het singuliere geval van den jongen Graaf, bij eene opvoeding als de zijne is geweest, bij zijn isolement, met een karakter, een gemoed als het zijne; bij de aanhankelijkheid, die hij mij betoonde, de volgzaamheid, daaraf ik zeker was, en het volkomen vertrouwen dat hij mij schonk, durfde ik het wagen. Ik kon dat te eer, omdat ik bij het meisje de dispositie vond om mijn oogmerk te dienen, en de hoedanigheden die het haar mogelijk zouden maken. Zij is kloek en degelijk, paart vastheid van karakter aan lieftalligheid van