Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/435

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hoogleeraar bij een godgeleerd collegie in Londen, een ambt, dat hem niet slechts eer aanbracht, maar ook meerdere inkomsten, zoodat hij er met zijn gezin onbekrompen van kon leven. Zijne werkzaamheid bepaalde zich niet bij het geven van lessen aan leerlingen; hij hervatte zijne uitgave van het Nieuwe Testament, vroeger door de stormen van den St. Bartelsnacht gestoord, en droeg die op aan zijn edelen begunstiger, lord Huntingdon. Dit schijnt een werk geweest te zijn van groote verdienste, wel geschikt om de aandacht der geleerde wereld op hem te vestigen, en het was niet het eenige wat hij destijds ondernam en volbracht. Toch zou hij niet aan de rustige werkzaamheid worden gelaten van het studeervertrek. Bekend als hij was onder de aanvoerders der Hervorming in Frankrijk, en reeds in betrekking staande tot de leiders van den Nederlandschen opstand tegen Filips II, kon hij niet blijven buiten de bemoeiing der staatszaken, en werd ook zijn raad ingeroepen, toen het vraagstuk zich voordeed, of men zich Engeland dan wel Frankrijk tot bondgenoot moest kiezen. De Prins van Oranje, met Charlotte de Bourbon getrouwd, en reeds, al, was het nog zonder bepaalden titel, feitelijk aan het hoofd der Nederlandsche zaken, reeds meester in het vrij geworden deel van Holland, Zeeland en Vlaanderen, al was het nog te midden van den vrijheidsoorlog tegen Spanje, had behoefte aan een hofprediker, die tegelijk zijn raadsman kon zijn in de teere, met de toenmalige staatkunde zoo nauw vereenigde religiezaken; en tot dat ambt was het dat Pierre l’ Oyseleur, heer van Villiers, werd opgeroepen. Wij hebben reeds aangetoond hoezeer hij alles in zich vereenigde om hem voor die belangrijke taak geschikt te maken, en hoe zijn geheele levensloop tot hiertoe had medegewerkt om hem er voor op te leiden .

Niet vreemd, dat de Prins hem zijn volle vertrouwen schonk, en hem zijne innigste gedachten openbaarde, en dat hij op dezen zekeren invloed oefende, welks omvang en beteekenis wellicht niet het best is begrepen door zijne tijdgenooten, hoewel zij de werking daarvan hebben ondervonden. De oorzaak bleef verborgen voor hen die niet mede in ’s Prinsen vertrouwen deelden. In het buitenland, onder staatslieden, geleerden en aanhangers van Oranje, wist men wat de Villiers bij dezen gold, maar aan diens hof en in diens naaste omgeving speelde hij niet de hache-