Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/442

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Algemeenen Staten is voorgelegd en door dezen werd goedgekeurd, toch het bewijs dat ook dezen de noodzakelijkheid van zóó en niet anders te spreken hebben ingezien, en dezen er zeker geen erger gevolgen voor Oranje in hebben gezien, dan die er toch reeds van den ban waren te wachten. En wat den Prins zelf betreft, al zag hij vooruit dat het hem geen goed kon doen. zoo hij Filips de waarheid zeide ten aanhoore der gansche christenwereld, hij wist ook dat hij zijn eer had te handhaven, al bracht dit lijf en goed in gevaar; hij had beide sinds lang als ten offer gegeven. »Ik ben in de hand van God, mijn wereldsch goed en mijn leven beide zijn sinds lang opgedragen aan Hem en Zijn dienst. Hij zal er over beschikken als meest strekken kan tot Zijne glorie en mijn zielsbehoud", had hij met diepen ernst en met christelijke gelatenheid gesproken, toen hij van het banvonnis kennis had genomen.

Daarbij, ’s lands belang eischte het, dat de breuk met Filips ruchtbaar evenzeer als onheelbaar werd ten aanschouwe van heel de christenheid, opdat het verbond dat men hoopte te sluiten met Frankrijk er te vaster en zekerder door tot stand zou komen. De hertog van Alençon, wien men tot Eminent Hoofd had verkozen (al was het niet met algemeene stemmen), moest weten waarop hij rekenen kon als hij het bewind over de Nederlanden aanvaardde. De Villiers zag heil in het Fransche bondgenootschap en de Prins deelde zijne inzichten geheel. Het is dus niet onwaarschijnlijk, dat ook om die reden de repliek tegen Filips den bondgenoot van de Ligue, zoo snijdend scherp is uitgevallen, en dat de fijne ironie die er in spreekt tegenover Granvelle, van den Franschen geest des stellers getuigt, die zoozeer werd gewaardeerd door Willem zelf. Het stuk, hoewel in de Fransche taal gesteld, werd overgebracht in het Latijn en in het Nederduitsch, en voorts in ieders eigen taal toegezonden aan de verschillende mogendheden die stem hadden in het kapittel der Europeesche staatszaken.

Elisabeth zal er maar matig mede ingenomen zijn geweest en zich gewacht hebben er openlijk hare goedkeuring aan te hechten; zij zag veel te veel op tegen een oorlog met Spanje, om zoo ondubbelzinnig partij te kiezen; in hare buitenlandsche politiek hield zij van halve maatregelen, en zij nam het Willem van Oranje in haar for interieur kwalijk, dat hij zoo zijne schepen