Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/467

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vervangen, hetgeen de somberheid in de vertrekken vermeerderde. De breede en gemakkelijke zit te aan de eene zijde der zaal was ongeschonden gelaten. Zeker hadden er voormaals fluweelen of zijden laken kussens op gelegen, ten gebruike der weelderige abten en hunne vrienden; nu waren ze eenvoudig belegd met groen karsaai. Deze weinig kostbare stof was in Zeeland licht te krijgen.

Op den haard, onder den hoogen vooruitstekenden, door kolommen van gekleurd marmer gedragen schoorsteen flikkert een helder brandend vuur, dat het vertrek verlicht en verwarmt, althans voor hem die er niet al te ver af zit, zooals het geval is met den heer des huizes dien wij opzoeken. Hij zit voor een zware eikenhouten schrijftafel, die met papieren, perkamenten en folianten van allerlei soort is bedekt, in zijn ronden met leer bekleeden armstoel, zonder rugleuning, beter geschikt om er in te werken dan te luieren, maar zoo dicht mogelijk bij den haard geschoven. Studie en werkzaamheid schijnt hier het wachtwoord. Toch zit de man, dien wij voor ons zien, op dit oogenblik ledig en als in diep gepeins verzonken, de eene hand slap neerhangende langs de zijde, de andere tegen ’t voorhoofd gedrukt, als om het denkvermogen te hulp te komen. De oogen staren strak op het vuur, alsof hij de flikkerende vlammen en de uitspattende vonken wilde tellen. Vermoedelijk houdt hij zich bezig met een dier diepzinnige theologische of wijsgeerige vraagstukken, waarmede hij zich de dagen zijner ruste wist te korten, of wel geldt het hier eene politieke aangelegenheid of een wijsgeerig vraagstuk, waarover hij geroepen werd zijne opinie te geven; want al is met den dood des Prinsen zijne openbare politieke loopbaan gesloten, officieus werd hij, vooral in de betrekkingen tusschen Frankrijk en de Nederlanden, nog druk geraadpleegd, was als geacht raadsman in de Synoden erkend en gewenscht, en hield zich voortdurend bezig met geschriften uit te geven, die betrekking hadden op kerkelijke zaken of theologische kwestiën.

Hoe dat ook zij, stoornis zou hem in dezen zeer zeker onwelkom zijn. Ook storen wij hem niet en gebruiken deze gelegenheid om zijn persoon op te nemen. Hij is die opmerkzaamheid wel waard. Zijn leeftijd is moeielijk te bepalen, daar zijn geboortejaar niet bekend is; maar daar wij weten hoe lang hij reeds zwervende is in het land der vreemdelingschap, dat hij tot zijn