Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/476

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ik wil het u wel bekennen, maar gij zijt haar ten volle waardig. Gij zijt immers geen vreemde voor mij, ik ken u al van uw jongenstijd af. Toen de Prins in Gent moest vertoeven, kwam ik veel bij uwe ouders aan huis. Herinnert gij u dat nog?"

»Heel goed, maar dat maakte mij juist zoo schroomvallig. Wij zagen zoo tegen u op te dier tijde — den vriend en raadsman van den hoogloffelijken Prins!"

»En nu — na zijn dood de verschoveling, de gewantrouwde bijkans opnieuween banneling — althans uit Holland te dezer dagen" — en de Villiers zweeg en liet door smartelijke gedachten overweldigd het hoofd in de handen zinken. Uit dit kort gepeins hief hij zich op om tot Charles te zeggen: »Ik verzeker u. dat ik mij niet naar Den Haag zou kunnen begeven in deze dagen, zonder in moeielijkheden te komen — en toch ware het om meer dan eene reden noodig, dat ik derwaarts kon gaan…" en hij zuchtte.

»Zoo er een brief of eene boodschap ware, die aan mij kon worden vertrouwd," sprak Charles met kennelijk medegevoel, »zou ik met genoegen den weg over den Haag nemen, als ik naar Leiden ga."

»Dat is een kostelijke inval van u," riep de Villiers levendig, »en wanneer denkt gij te vertrekken?"

»Reeds morgen! Al vertoefde ik nog gaarne een dag of wat, ik moet voor de zaken van mijn vader een paar dagen te Rotterdam blijven en word te Leiden gewacht voor eene promotie. waarbij ik paranymf zou zijn."

»Kunnen die zaken van uw vader uitstel lijden?"

»Dat geloof ik wel, want het betreft de afrekening eener erflating, waarover lang strijd is gevoerd en waarvoor ik in mijn vaders naam zou teekenen, nu ik toch over de Zeeuwsche stroomen moet; maar haast is er niet bij. "

»Zoudt gij dan kunnen besluiten van het oponthoud te Rotterdam voor het oogenblik af te zien en rechtstreeks naar den Haag door te gaan?"

»Of ik dat zou willen om u dienst te doen! En ik ben zeker dat mijn vader er genoegen in zal nemen, en dat wij beiden grooter offers zouden willen brengen om u onze hoogachting te bewijzen."

»Wees al bij voorbaat gedankt voor die gezindheid, en zeker