Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/498

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wel berusting geoefend en met vrome overgave van haar wil zich naar hoogere beschikking gevoegd, maar de jeugdige luchthartigheid was daarbij ondergegaan en eene diepe, zij het ook zachte zwaarmoedigheid had die vervangen. Nog had zij iets van hare vroegere opgewektheid behouden, maar de levendigheid harer bewegingen werd nu getemperd door het zware statige weduwkleed, evenals de fijnheid en rankheid harer gestalte er door vermomd werd. Dit slepend gewaad deed haar zelfs groot er schijnen dan zij inderdaad was, en gaf haar zekere achtbaarheid boven haar leeftijd. Onder het tot laag op het voorhoofd neerdalende puntkapje van doffe zwarte zijde, aan weerskanten opstaande en met zilverstof gevoerd, waaronder het gescheiden en gecrepeerd haar sierlijk golfde, kwam de bleekheid van haar gelaat te sterker uit, dat wel zijn frisschen blos, maar niet zijne fijne tint had verloren.

Er lag ernst op hare trekken, die soms tot strengheid ging; de glimlach om den mond was geen schalke, speelsche meer, maar een zacht weemoedige, en de glans harer oogen was verduisterd onder de vele bittere tranen door haar gestort.

Ook nu werden ze door een traan beneveld, bij het staren op eene beeltenis van den verloren gemaal, maar toch verhelderde zich haar blik, toen zij zich tot de Villiers wendde om op innemenden toon te zeggen:

»Ik had daarop kunnen verdacht zijn, mijn trouwe vriend! Wat in ’t harte leeft, wordt ook wel gaarne door het oog aanschouwd."

»’t Is een geschenk van den Prins zelf, na de herstelling van Zijne Doorluchtigheid uit de zware ziekte in 1582, te Antwerpen."

»Waarin gij hem met zoo onvermoeide liefde hebt ter zijde gestaan."

»Het placht in onze groote zaal te hangen, met andere conterfeitsels," viel de Villiers in als om hare lofspraak te stuiten, »maar ik liet het herwaarts brengen; ’t is hier meer geëigend, en als ik de oogen ophef, helpt het mij aan veel gedenken wat mij noodig is te onthouden, en ’t is mij soms of mij nog troost en bemoediging toespreekt uit die trekken, zooals hij dat doen kon in zijn leven, met een enkel kernachtig woord, dat opheffend of verootmoedigend, tot diep in de ziel drong en onvergetelijk blijft."