Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/500

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Ja! het moet iets wichtigs zijn dat mevrouw de Prinses nu uit den Haag herwaarts heen heeft gedreven," hernam de Villiers, met een bedenkelijk voorhoofdfronsen; »er is toch niet ietwat voorgevallen tusschen u en graaf Maurits?"

»Neen, dat is het niet. Maurits betoont mij steeds den verschuldigden eerbied, al heb ik tot hiertoe nog zijne genegenheid niet kunnen winnen. Neen, het is wat anders; maar ga toch zitten, mijnheer de Villiers."

»Ik kan in deze houding zeer goed luisteren naar ’t geen mevrouw mij heeft te zeggen," sprak de Villiers, die zich staande had gehouden tegenover haar, leunende op den rug van een stoel.

»Neen! ik wil dat gij zitten gaat; dat maakt het onderhoud meer gemakkelijk; wij kunnen, dunkt mij, onder ons de étiquette ter zijde laten."

»Om mevrouw te gehoorzamen," en de Villiers nam een stoel en ging tegenover haar zitten. »Maar vergun mij voor wij verder gaan eene opmerking. Hoezeer ik ook gevoelig ben voor de eer van uw bezoek, het ware aan mij geweest u te verwelkomen in Zeeland. Waarom mij niet ontboden, als u mij iets te zeggen hadt?"

»Omdat gij in alle haast gekomen zoudt zijn, ik twijfel daar niet aan, en ziedaar juist wat ik niet wilde, mijnheer! Ik verzoek u zelfs in den eersten tijd niet naar Vlissingen te komen."

De Villiers boog zich even, tot teeken van onderwerping, maar tegelijk haalde hij de schouders op, als iemand die er niets van begrijpt; toch deed hij geene vraag, in afwachting dat de Prinses goed zou vinden zich te verklaren.

»Gij moet dan weten, mijn waarde vriend [1], dat ik in eene zeer moeielijke verhouding ben gekomen tot den Graaf van Leycester."

De Villiers verbleekte.

»’t Is toch te hopen dat voor ’t uiterlijke de goede verstandhouding kan bewaard blijven," sprak hij, haar onrustig vragend aanziende.

  1. Zooals men begrijpt werd het gesprek van de Villiers met de Prinses in het Fransch gehouden, en het Mon cher en Cher ami, door Louise tot hem gericht, kwam daarin niet zeldzaam voor.