Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/511

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

krijgsvolk, dat aan den Stadhouder-Kapitein-Generaal bijzonderen eed heeft gedaan en waarop de Advocaat van Holland ingeval van nood zou kunnen rekenen, terwijl den Haag maar eene opene plaats is, waar de Engelsche lijfwacht van den Graaf kwartier houdt en waar een geweldige aanslag, eene oplichting of iets dergelijks wel uitvoerbaar zou zijn; maar toch… mevrouwe verschoone mij, ik geloof niet dat vrees voor zijn persoon of zijne vrijheid den Advocaat zal gedreven hebben om den Haag te verlaten, al bleek het ook iets meer dan een los gerucht, dat Barneveld in zulke overhaasting zou gevlucht zijn."

»Maar indien geene bezorgdheid voor vrijheid en leven, wat dan?"

»Ja! wat zal ik mevrouwe daarop antwoorden? Het is moeielijk onder woorden te brengen wat mij zelf maar alleen als vermoeden voor de gedachten zweeft. Ik zie er berekening in, veel meer dan eene uiterking van vrees. Verdachtmaking behoort mede tot het stelsel van tegenwerking, dat nu eenmaal aangenomen is om den Graaf hier onmogelijk te maken, en mr. Jan van OIdenbarneveld weet het zeer behendig toe te passen…"

»Ik weet het, gij zijt geen vriend van den Advocaat," viel Louise in, met een zichtbaren trek van misnoegen op het sprekend gelaat; »wat ik zeer betreure, want geen dier heeren die hier in Holland zoo veel te zeggen hebben, betoont zich zoozeer mij en de mijnen genegen als juist hij."

»Dat weet ik, mevrouwe! en dat verheugt mij oprecht, ook voor graaf Maurits en uw eigen zoontje. Want dat zal hun zeker ten goede komen, Voor Maurits heeft hij reeds meer gedaan dan een eigen vader had kunnen bewerken; voor u zelve en voor uw Hendrik hebt gij alles goeds van zijne vriendschap te wachten — doch wat mij betreft, ik verwacht noch wensch gunst van hem. Ik ben niet vijandelijk jegens hem gezind, ik erken zijne groote hoedanigheden, zijne volharding, den vasten wil waarmee hij op zijn doel afgaat, dat groote doel, de onafhankelijkheid van het land en de bevrijding van vreemde heerschappij, Datzelfde heb ik ook beoogd, zoo vaak het mij te beurt viel in de publieke zaken gekend en om raad gevraagd te worden, maar over de middelen om het te bereiken ben ik het in ’t geheel niet met hem eens, en hij weet het en hij vergeeft mij dat niet; wat meer zegt, hij is naijverig op den weinigen invloed dien ik nog zou