Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/517

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

half berispend. »U, mijne hoog vereerde vrouwe, mag ik niet zien, zich in deze mate overgevende aan indrukken, die u de somberste tooneelen van uw verleden voor de verbeelding doen oprijzen, het gemoed schokken, en het harte folteren met nameloos leed, en dat om eene zaak die niet verdient dat men er zooveel acht op slaat."

»Hoe kunt gij zeggen dat het eene geringe zake is, en dat ik geene oorzaak heb tot bezorgdheid?" hervatte de Prinses met zachte, bevende stem, »Gij zijt mijn beste, bijkans mijn eenige vriend hier in den vreemde; mijne naasten en liefsten heb ik allen als onder mijne oogen zien omkomen door verraad en geweld; het ligt mij bij dat ook u iets vreeselijks boven ’t hoofd hangt."

»Waarlijk, mevrouwe, het is niet goed aan zulke voorgevoelens te hechten."

»Was het mijne dan zoo bedriegelijk, op dien vreeselijken Juli-dag, waarop mij op eens alle vreugde des levens werd benomen, toen de Heer mij zoo zwaar kwam te bezoeken?… En wie zegt mij dat het geene waarschuwing des Hemels is geweest, die zich aan mij hooren deed, en waarop men had moeten achten! Och! mijn vriend, mijn beste vriend, hoe zou alles anders zijn geweest, zoo mijn gemaal naar de stem van mijn wantrouwen had geluisterd en omzichtigheid had gebruikt in die ure!" En de zwaar beproefde vrouw liet luid snikkend het hoofd zinken in de sidderende handen, die zij voor de oogen hield.

»Verdiep u hierin niet verder, mevrouwe!" viel de Fransche edelman in, met het vroeger gezag van den hofprediker. »Te willen berekenen, wat gebeurd zou zijn indien iets wat zijn moest naar Gods raad, niet ware geschied, gaat boven des menschen vermogen, boven des menschen recht. Des Heeren wegen zijn onnaspeurlijk, en er op deze wijze te willen indringen, ware roekeloos, en zou kunnen leiden tot murmureeringe en tot wanhoop. Dat kan, dat mag de weg niet zijn, dien eene Louise de Coligny, dien de weduwe van Oranje nemen moet. Want het is niet die der waardige christelijke berusting welke ten Hemel opheft, het zou zijn als eene verloochening van het devies dat gij ten geleidespreuk hebt verkozen voor uw leven, Als het rijk des Hemels, welks komst wij met alle geloovige Christenen vuriglijk van den Heere afbidden, zal gekomen zijn, zal ons alles geopenbaard