Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/524

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

om zoo noodig in den rang en de rechten van zijn vader op te treden. Neem dezen raad aan van mij, mevrouwe, ik, die mogelijk den tijd niet zal beleven waarop met zijne opleiding in die richting moet worden aangevangen. Frederik-Hendrik moet leeren zich de belangen van de Geünieerde Provinciën aan te trekken als de zijne, ze boven de zijne te stellen als het gevorderd wordt. Hij moet niet vervreemd worden van zijn geboorteland, hij mag niet verfranscht worden, hoe dierbaar Frankrijk u zelve ook zijn moge. Hij is een Nederlandsch vorstenzoon en moet dat blijven, en moet vaardig zijn dat land te dienen, moet bekwaam gemaakt worden er voor op te treden, er voor te strijden, er desnoods zijn bloed voor te storten."

In het vuur van het spreken was de Villiers opgestaan, misschien zonder het zelf te weten, als overmeesterd door de kracht eener overtuiging die hij aan zijne toehoorster wilde mededeelen.

Zijne houding zoowel als zijne levendige gebaren getuigden van de geestdrift die hem bezielde, die zijne oogen deed schitteren, en zich af teekende op zijn sprekend gelaat; hij was niet slechts van zijn stoel opgerezen, maar had zijne plaats verlaten, en stond nu vlak voor de Prinses toen hij zijne laatste woorden sprak en den schitterenden blik op haar vestigde als om een antwoord uit te lokken, dat eene belofte moest zijn. Louise de Coligny had geluisterd met al den eerbied dien de spreker haar inboezemde; zij wist van hoeveel trouwen zelfverloochening hij steeds het voorbeeld had gegeven, als het de belangen gold van zijn aangenomen vaderland, en die van het vorstenhuis dat hij daarmee onafscheidelijk verbond; zij was geenszins de vrouw om zijn raad niet te vatten, noch dien licht te achten, maar zij voelde zich getroffen in hare dierbaarste illusiën, en zacht, met gedempte stem en de oogen neerslaande, als om door zijn vonkelenden blik niet getroffen te worden, gaf zij haar antwoord door eene vraag: »Moet hij dan leeren vergeten dat hij de kleinzoon is van den Admiraal?"

»Waartoe zou dat noodig zijn, en hoe zou ik dit van u kunnen vergen. Is het niet Oranje’s liefste wensch geweest een verbond met de Coligny te sluiten tot verlossing van Nederland. Die is niet vervuld geworden, maar als men het vermogen had ze beiden te zamen hier op te roepen, dan weet ik dat ze u als uit één mond in denzelfden geest zouden toespreken als ik mij onder-