Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/128

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Sire! mijn allergenadigste Leenheer! weet gij, dat ik met eene goede macht diep genoeg binnen de landpalen van het Rijk ben genaderd?”

Frederik verbleekte en antwoordde aarzelend:

»Maar, Doorluchtige Neef! waartoe die herinnering? Gij zijt hier als vriend, zoo wij hopen…”

»En als vreemde, mijn Keizer! Doch St. Andries moest mij welongenadig zijn, zoo wij hier niet eens burger werde?…”

»Burger, in onze Duitsche Moezellanden?” Men kon zien, dat Frederik huiverde van het denkbeeld.

»O! zeker, als gij ons noopt hier in te wonen, tot wij het burgerrecht verkregen hebben. - Hoogwaardigste Heer Christoffel van Baden! in hoeveel tijd wint men dat van uwe goede stad Trier?”

»In zeven jaren, tenzij men de stad eenigen uitstekenden dienst bewezen hebbe,” antwoordde de Aartsbisschop droog.

Karel beet zich de onderlip; hij had een vleiend antwoord gewacht.

»Dat is te lang voor ons geduld,” hernam hij; »en zoo er op goede diensten gelet wordt, mij dunkt, wij doen Trier een dienst met zooveel gemunt geld in omloop te brengen, als waarvoor wellicht uw geheele Keurvorstendom te koop is. Het burgerschap van de deftige stad Utrecht zegt meer, en men wint het lichter. — Hoogwaardige David! onze Neef! in hoeveel tijd word ik burger van uwe zetelstad?”

»De Heeren uit uw huis hebben zich voor haar zoo verdienstelijk gemaakt, mijn Hertog! dat Uwe Doorluchtigheid het zijn zal zoodra hij het wenscht,” antwoordde de Bisschop van Utrecht, die een beter hoveling was.

»Wij nemen gaarne raad van onze clerezij en bevinden er ons altijd goed bij,” sprak Karel vergenoegd; »maar nu, om rond tot de zaak te komen, want ik zie aanstalten maken tot een kamerspel, dat ons verder afleiden zal, en mijn Gebieder, de Heer en Keizer, neemt geene aandacht op deze zinspelingen; wanneer zal de dag der kroning zijn?” Frederik durfde niet meer aarzelen.

»Wij zullen zien of de 8ste November in den kalender een goeden Heilige tot patroon heeft, of wel de 12de de naamdag van den Aartshertog, of wel…”

»Wij hebben genoeg keuze tusschen twee dagen,” riep Karel