Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/334

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

trokken, dat de Markiezin onder haar blanketsel verbleekte. Daags daarna, te middernacht, als de afspraak was, bevond ik mij in de straat du Monceau bij de kerk St. Gervais. Maar ik kan u geen denkbeeld geven van mijn toestand, toen ik werkelijk Angèle zag naderen en de kerk binnengaan, aan den arm van een man, dien ik kende, een burgerjongeling, een kunstwerker in zilver — iemand, dien ik in haar huis somtijds had gezien; twee mijner vrienden volgden als getuigen in vroolijken triomf, twee anderen voegden zich bij mij, en vroegen of ik tevreden was. Die vraag gaf mij de tegenwoordigheid van geest zoover terug, dat ik begreep mij beter te moeten overtuigen, eer ik behoefde te gelooven; ik ijlde de kerk in. Ik zag Angèle het koor binnengaan, met vasten tred en ten hemel geslagen oog, niet als eene ontrouwe, die een meineed gaat uitspreken, maar als eene martelares, die een offer gaat volbrengen. Ik zag haar neerknielen voor het altaar, aan de zijde van den bruidegom! Meer zag ik niets; als in eene duizeling vluchtte ik uit de St. Gervais, wierp aan hen, die mij volgden, het goud toe dat zij gewonnen hadden, en stortte mij in de reiskoets die mij wachtte.

Ik bleef zeven jaar in Bretagne, zonder eene enkele opheldering te vragen over het gebeurde, of die te verkrijgen.

— En uw broeder?

— Drie maanden lang geloofde hij mij in de Bastille — gij zult hooren waarom. Toen hij eindelijk vernam, dat ik mij in Bretagne bevond bij een vriend, kocht hij voor mij eene luitenants-plaats bij eene compagnie lichte dragonders, en verzocht mij te Parijs terug te komen. Ik zeide hem, dat ik in Bretagne dacht te blijven, tot de Prinses de… was uitgehuwelijkt. Of dit gebeurd is, weet ik niet, maar wel dat ik nooit meer eenig schrijven wisselde met den Hertog de Sabran; dat hij kinderloos is gestorven, vele jaren later, en dat ik de erfgenaam werd van zijn titel en vermogen. Ik had die jaren besteed, zooals men het doet, wanneer men afleiding zoekt voor eene overheerschende gedachte, en die afleiding niet zoeken wil in het gezellige leven. Vroeger las ik nooit iets dan een madrigal, dat in de mode was, of den roman van den dag; nu koos ik mij tot eenig onderhoud al wat er geschreven was en al wat er ge-