Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/421

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

uit voorzichtigheid naar hunne huizen teruggekeerd, uit vrees van zich door woord of blik uit te laten op eene wijze, die door de partij van den Raad van Drieën als beleediging kon worden opgenomen, maar de weinige bezoekers van het casino zaten daarom te meer vertrouwelijk en gezellig bijeen. Vrouwen waren er niet, slechts twee leden van het huis, en verder een twintigtal edellieden, die nog den leeftijd niet bereikt hadden om senators of leden van den Raad te zijn, en die ook op het feest van den Hertog niet waren uitgenoodigd; zelfs zag men er twee of drie edellieden, die tot het gevolg van Nicolaas Trono behoorden, en sommige vreemdelingen; maar voor Manfrede, die zeven jaren buiten Venetië had geleefd, waren meest alle gezichten vreemd geworden, en alleen den bejaarden procurator van St. Marcus, den ouden signore Cornaro herkende hij, en hoewel deze hem niet meer kende sinds hij van knaap tot jongeling was opgegroeid, en hem zelfs nimmer als zoon van Malipieri had gekend, was eene korte uitlegging en het schrijven des avogadors genoeg om hem toegang te geven. Bijna alle aanwezenden hadden een kring gevormd rondom een jonkman van eene forsche, krachtige gestalte, die er zeker voorheen zeer goed had uitgezien, maar die iets wilds en tegelijk iets lijdends en vermagerds op zijn voorkomen droeg, dat getuigde van eenigen zwaren druk en van vroege verwoesting, die deze kracht al te vroeg had gebroken: Het mat bleek van zijn gelaat werd door een koortsig rood afgewisseld; zijne ingezonken oogen gloeiden en vonkelden van opwinding, als in een roes; zijne stem had eene vreemde heeschheid, die niet voor zijne gezondheid getuigde, hij zag er schrander uit, maar eene schranderheid, die gepaard ging met iets listigs en sarcastisch, dat verre was van de gulle openheid der jeugd — die jonkman moest veel geleden of veel misdreven hebben om er zoo uit te zien op zulken leeftijd. Hij sprak luid, levendig, met eene zekere aanmatiging, alsof hij zich zelven wilde hooren, en noodig had in de overspanning van een druk en levendig gesprek te blijven, want de enkele malen dat hij zweeg, zonk zijn hoofd op zijne borst met eene uitputting, die akelig was om aan te zien. In de korte oogenblikken, die Manfrede hem gadesloeg, gebeurde dat meer dan eens, en dan scheen hij zich weêr op te wekken