Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/111

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beschuldigt haar te veel, men beklaagt haar niet genoeg, men ontleedt haar niet genoeg, men doet haar niet genoeg recht, waar het die onoprechtheid geldt. Echt vrouwelijke vrouwen zijn te zwak en te liefhebbend, om zich niet somtijds te verbloemen. De vrees een hart te verliezen, waaraan zij zich gehecht hebben met al de levenskracht van haar aanzijn, doet haar wel eens tot kunstgrepen de toevlucht nemen, die haar dat hart minder waardig maken. Ze weten de mannelijke borst minder week, minder ontvangbaar voor nieuwe indrukken, en meer vasthoudend voor de reeds ontvangene. Bij gevolg griffelt zich de kwetsing er dieper in, en wordt er min vlug uitgewischt. Bij gevolg minder verzoenlijkheid bij de beleediging, minder teerheid bij het berouw, over het geheel een gemis van plooibaarheid, bij veel lichtgeraaktheid van opvatting. Moeten zij, de meest zwakke, de meest lijdelijke, de meest liefhebbende, niet eindigen met zich te plooien, te wringen, te kronkelen en te vermommen? Veinzerij, noodlottige toevlucht der vrouw, door de mannen verafschuwd, door de mannen geëischt; onzuiver vlies, dat het vloeibaar zilver overdekt; morsig wier, dat de reine bron bezwaddert! zoude het niet wel de moeite waard zijn, dat men u afschuimde en wegschoof, om te zien, uit welk eene schoone ader van liefde gij zijt ontsprongen? Onze Jonkvrouw had het met de hare zóó ver gebracht, dat ze reeds weder met haren bruidegom tot eenen gullen en ongedwongen kout was teruggekomen. Ze spraken weder van hunne blijde hoop voor de toekomst; van die aanstaande vereeniging, waarbij zij elkander voor altijd zouden toebehooren; van den vroolijken feesttijd, die hen wachtte; Ottelijne verweet het Aernoud met een zacht woord, dat hij tot hiertoe niemand van zijne naaste verwanten bij haar had ingeleid, noch haar had voorgesteld aan zijne moeder. Uit fijnen trots had de jonge man niet gewild, dat de Jonkvrouw van Lauernesse de weduwlijke burgerwoning zijner moeder zoude binnentreden, vóór zij onbetwistbaar de zijne was. Nu echter beloofde hij haar, zijne zuster Johanna van Utrecht af te halen: die zoude haar tot gezelschap zijn, terwijl hij zelf nog vóór hun huwelijk in het Zuid-Hollandsche zijne nieuwgeworvene krijgsbende regelde. Juist toen