Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/135

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

En snel, als wilde hij in beweging en in bedrijvigheid de verlichting zoeken, die hem de eenzaamheid niet bracht, verliet hij het vertrek, snelde den engen gang door, die het scheidde van het duistere voorhuis, rukte de huisdeur open en kwam toen op het pleintje, waar een gedeelte zijner manschap zich in den wapenhandel oefende, onder den lommer van frissche lindeboomen, die hen beschaduwden tegen de middaghitte. Het waren jonge of nieuw geworven voetknechten, wier onhandigheid bij de krijgsoefeningen nog tot menig kluchtig tooneel aanleiding gaf, en zelfs al waren zij die geheel meester, zoo moesten ze nog een vrij onordelijk hoopje uitmaken, in vergelijking ten minste van de wiskundige geregeldheid onzer hedendaagsche troepen. Om zich hiervan te overtuigen, leze men de Grafelijke ordonnantie, waarbij tot hun aanzijn besloten werd, en waarin onder anderen voorkomt: »Item soo zullen sij hebben eenen Duitschen degen ofte koerde ende eenen bosche voor dengenen, die daer mede omme konnen gaen, en voor dengene die met geen bosche omme en konnen gaen, zal men leveren een spietse, van achttien voeten ofte eene hellebaertse welck geweer sulcx gedeeld zal ’worden, dat onder alle Vaentgen wesen sal die minste helft hantbusschen, en van de andere helft die twee deelen spietsen, en de reste hellebaertsen of slachswaerden, enz.”

Op het oogenblik, waarin hun Hopman zich aan hen vertoonde, schenen deze soldeniers zich echter weinig te bekommeren om het doel, waartoe ze waren samengeroepen, want ze stonden in ongeordende groepen bijeen, schaterend van lachen en onder een drok en luid gevoerd gesprek; terwijl een jong, fijn mannetje, hun vaandrig, zich te vergeefs bemoeide om hem tot eenen zweem van krijgstucht terug te brengen.

»Wat beteekent dit gekal en waarom vervult niet ieder zijn plicht?” vroeg Aernoud, hen naderende.

»Omdat deze mannen zijn roekelooze onverlaten, die meer hun vermaak vinden in te kwellen eenen dienstknecht des Heeren, dan te doen wat hun is opgelegd,” sprak een monnik, die zich nu eerst vrijgelaten zag door den dartelen hoop, welke hem