Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/138

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

op de frissche lindeboomen van het vóórplein, en op het lieve landschap, dat zich ver achter hen uitbreidde voor haar oog. Zij was alleen. Zij genoot die stilte der eenzaamheid met een boek. Daar waren toch oogenblikken, waarin zij niet las. Dan boog zij haar fraai gevormd voorhoofd neer in de kleine blanke hand. En dan sloeg zij haar boek dicht, dat toch niet onverdeeld hare aandacht scheen te kunnen boeien.

»In trouwe, het moet zonde zijn zóó te lezen in dit kostelijk schrift, zoo vol nutte lessen ter zaligheid, en van zoo vroom eenen man,” sprak zij voor zich neder ziende; »slechts half mijn hart is daar heden bij!” En wel had ze gelijk. Wel waarlijk was het hart der lieve bruid bij den innig geliefden bruidegom, die nu haar geschenk (de sjerp) moest ontvangen hebben met hare brieven: zóó traag kon haar bode niet geweest zijn, dat ze niet nu reeds in zijne handen waren: En hoe konden ze opgenomen zijn! Wat mocht haar Reiniersz denken van het raadselachtige, dat zij er met opzet in gelegd had, als om hem voor te bereiden op wat hij toch weten moest, als om ten minste eenen eersten stap te doen tot de bekentenis, die zij meende, dat haar nu maar alleen zwaar zou vallen, omdat ze zoo lang reeds gezwegen had. Innig griefde haar nu de vroegere onoprechtheid: het ware dan nu gedaan geweest, het had haar zeker zoo menige onrust bespaard, en hem wellicht oogenblikken van ontevredenheid. Zij zoude nu lager staan in zijne achting, hij konde hare achterhoudendheid berispen en hare oprechtheid verdenken. Zij zoude voor hem hebben te blozen — maar hij zoude dat blosje wegkussen, met hare tranen van berouw, en dan, dan zoude alles weder zijn als te voren; en dat zoude spoedig wezen, want de bruidsweken liepen al vast ten einde en binnen weinige dagen moest hij dáár zijn.

Goede Ottelijne; zij stelde zich haren Aernoud voor, zooals zij hem wilde, en niet zoo als hij was. Zij vergat, dat de vrees voor zijne grondbeginselen, voor zijne vooringenomenheid met wat zij niet achtte, haar het eerst genoopt had tot het verbergen van eene gedachte; zij vergat, dat ze nu zeer ver gegaan was op dat pad, waarvan zij het had geweten, dat hij de eerste schrede niet kon goedkeuren; zij vergat, dat er nog iets anders