Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/191

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

rijker overvloed van lijnwaad, en gelijker gesponnen, en netter geweven, heeft geene Gravin van Wassenaar in hare spinde, dat gij hem medegeeft.”

»Ja, zoete meisken! het is een waar woord, dat gij zegt,” antwoordde vrouw Reiniersz met een glimlachje van genoegen. »Ik spon het alles zelve, en bijkans van zijne geboorte af ben ik er meê aangevangen, zeggende bij mij zelve: de aanstaande vrouw van mijnen zoon moet zijne moeder kunnen loven, als ze dien goeden voorraad te huis krijgt!”

En wie de groote gladgewreven kisten gezien had, met koperen beslag sierlijk belegd, en tot den rand toe met het fijnste lijnwaad gevuld, en wie zich dan herinnerd had, hoe in dien tijd die voortbrengselen der Hollandsche weefgetouwen als rijke geschenken aan Hoven werden aangeboden en door Vorsten onderling gewisseld, die, voorwaar, had de weduwe Reiniersz niet van redelooze pocherij beschuldigd.

»Het zilverwerk, dat bij meester Fijnaert in de maak is, zal ook niet versmadelijk zijn, geringheidswege,” begon Aafke weder; » zeg, moederken! zult gij er de wapens van Lauernesse op laten uitbeelden?”

»Zeker niet, kind? en het zou mij pijnen, zoo Aernoud het afterna deed; het moet recht en slecht zijn: de adellijke vrienden moeten het zien kunnen, hoe de burger weduwvrouw nog een spaarpenningsken had, om de credenstafel van hare behuwddochter op te pronken. Maar, van het zilver gesproken, dezen ochtend kreeg ik eenen bode van den meester, die meldde, dat het alles niet wel gereed kon zijn vóór St. Jacob, om de invallende Kerkmis van St. Pieter en Paul, die hem veel drokte geeft; en waarlijk, uit aanzien daaraf is het wel goed, dat ze nog marren met de bruiloft.”

»En de oorzaak daarvan is ook niet ver te zoeken: moet Aernoud nog niet eerst met zijn volk te monstering naar den Haghe?”

Onder de laatste woorden had de lieve spreekster op nieuw den verstolen blik naar de deur gewaagd, en ditmaal was het met eenen hoogen blos, dat zij op haar werk terugzag; want twee jongelieden traden daar binnen, en het was uitgewezen