Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/213

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hoed u voor alle sterke overspanning van den geest, die tot uitzinnigheid voert; en bedenk,” voegde hij er zachter bij, »dat gij ook haar, de vrouw, die gij liefhebt, met zóó te doen, blootstelt aan ellende en bitterlijke smart.”

»O! zij is daarop voorbereid, en weggetroost met mij te lijden; want zij is sterk en uitnemend in vast geloof, mijne Johanna!”

»Johanna? is dat…”

»De jonkvrouw, die u tot mij gezonden heeft, van wier moed en ijver gij alreeds de blijken hebt gezien, die ik, onder ’s Hemels zegen, heb toegebracht tot de Gemeente der Heiligen, en van wie ik de éénige levensvreugde wacht, die mij nog toekomen mag op deze wereld, en ik heb eene zekere hope, dat zij mijne trouwe levensgezellin zal zijn; want wij hebben elkander lief met eene liefde, die onstraffelijk moet wezen in de oogen van den eeuwig Reine. En geen leed zal ons gansch ondragelijk zijn als wij het te zamen mogen torsen!”

»Volg dan in ’s Hemels naam den raad van uw eigen hart,” sprak nu de Duitsche Hervormer, met weemoedigen ernst hem de hand drukkende. »Nu bevreemdt het mij niet meer, die jonge Utrechtsche zoo wel onderricht te vinden en zoo goed doordrongen van de waarheid: in trouwe, ik begeer zeer u te hooren, verkondigende het zuivere Woord!”

»Gij zelf moet goed spreken, en met overreding,” antwoordde Johannes, »en ik smacht sterk naar de prediking van uwe lippen, gevormd als ge zijt door de groote mannen van Wittenberg; en toch geloof ik, dat het uwe zaak niet is hier te spreken, zelfs niet in het geheim, opdat vooralsnog uwe schuilplaats verborgen blijve. Woerden is zoo dicht bij Utrecht, en de arm van den Bisschop reikt licht tot hier! Ik raad u zelfs niet op te gaan naar de plaats, waar ik prediken zal, dan verkapt.”

»Zijt gij van meenens welhaast te spreken?”

»God helpende en Zijn Geest mij steunende, denk ik Zijn Woord te verkondigen voor de geheime Gemeente in den avond van St. Arnulphusdag.”

»Dus over vier dagen!” riep Paul met eene blijdschap, die